ken. Of hij de afvaart bewust traineerde is onbekend. Wellicht wachtte hij op nog meer vracht, misschien ook vond hij de wind ongunstig. Meer dan een maand lang bleef deze uit het zuidwesten waaien, een richting die een vlot vertrek belemmerde; trouwens niet alleen uit Rotterdam. Ook schepen uit andere havens hadden er last van. Al geruime tijd lag het driemasthoekerschip, de Vrouw Hillegonda Christina van de Zierikzeese rederij Heshuysen en De Jonge in het Keeten tussen Duiveland en Tholen. Dit schip wachtte al sinds 3 november, de dag dat het uit Zierikzee was vertrokken, op een gunstige wind om zee te berei ken. Toen tenslotte rond het middaguur van woensdag 23 december de Maria Josephina eindelijk vertrok, waren er behalve de schipper nog drie bemannings leden aan boord: Frederik van den Berg, Jan Hartog en Pieter de Vries. Op het afgaande tij raakten zij die dag tot even voorbij Vlaardingen. De volgende ochtend gingen ze bij het eerste licht onder zeil, maar al om tien uur moesten ze het anker uitgooien om 'getij te stoppen'. Het was al middag toen ze tenslotte de Oude Maas opzeilden. Omdat de wind wegviel kwamen ze niet verder dan bij Koedoocl. Ook de Eerste Kerstdag was het meer drijven dan zeilen, 's Avonds kwamen ze ter hoogte van Zwijndrecht, nog altijd op de Oude Maas, 'tot boven de Krab', waar ze zij aan zij met het beurtschip van Carei Ooms voor anker gin gen. Ooms en De Vries waren goede bekenden. Behalve dat De Vries met zijn schip al sinds 1774 deelnam aan de beurtdienst op Duinkerken2 voer hij ook op Brussel. Omdat het schip van Ooms slechts licht beladen was, kon dit de volgen de dag de Dordtse Kil uitlopen. Alle zwaardere schepen echter waren gedwon gen daar nog een etmaal te wachten op gunstiger wind. Pas op de morgen van zondag 27 december konden Daniël de Vries en de zijnen de Kil verlaten. Ze bereikten 's avonds een ankerplaats in de Krammer, enigszins beoosten de Steenbergse Vliet. Sommige schepen die met hen opzeilden konden het zekere voor het onzekere nemen en liepen de Steenbergse Vliet binnen, 'waar het beter rheede is'. Met de heersende zuidwestenwind kon De Vries er zijn zware schip niet binnenbrengen. Dit zou later fataal blijken. De stranding Terwijl ze voor anker lagen stak er een zeer harde wind op die steeds sterker werd. De Vries en zijn drie bemanningsleden konden enkele dagen niets anders dan lijdzaam afwachten tot cle wind zou luwen. Pas op de ochtend van oude jaarsdag verbeterde het weer. De wind draaide naar zuid, cle zeilen werden gehesen en de ankers gelicht. Nu zat echter het tij tegen en tegen de middag werd opnieuw het anker uitgeworpen, op cle zuidoosthoek van het Zijpe. Een uur later stak een zuidwesterstorm op. De ankerplaats was wel heel ongunstig en 'met gemeen overleg' besloot de bemanning het anker te lichten en te proberen het Zijpe op te kruisen en in ieder geval hoger wal onder Bruinisse te bereiken. De vloed liep echter nog teveel tegen, er lagen teveel schepen om veilig op het: Zijpe te ankeren. De situatie was zo moeilijk dat ze in onderling overleg besloten het Zijpe opnieuw uit te lopen. Dit plan was bijna geslaagd toen, vlak bij hoger wal, de gaffel brak, waardoor ze gedwongen waren een gevaarlijke operatie te ondernemen: het opgeien van het grootzeil om vervolgens voor anker te kunnen gaan. Ondanks de harde zuidwester storm slaagden ze erin gaffel en grootzeil te strijken. Toen ze ontdekten dat het anker ging krabben gooiden ze ook het grote 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 38