op, 'dog toen zij ontrent bij het wagthuijs kwamen waayde de fok uyt de lijken en aan stuk...' Toen zij het laatste anker lieten vallen om daarvoor op te draaien ging alles mis wat mis kon gaan. Wind en zee waren zo hevig dat de bemanning het ankertouw niet kon stoppen. Het liep bijna geheel uit en raakte aan de voor ste bolder in de war. Het schip bleef steigeren in de golven, het voorschip dook het water in en de bemanning kon niet verhinderen dat het ankertouw over boord glipte. Zonder ankers en zeilen raakte het schip op drift, totdat het ten slotte 'op de plaat aan 't einde van 't Mastgat ten houw kwam'. Het was op de zandplaat met de veelzeggende naam 'Dwars in de Weg', ten noorden van Sint Annaland, dat de Maria Josephina omstreeks 8 uur op oude jaarsavond aan de grond kwam. De bemanning kon het door het overslaande water op het schip niet houden. Schipper Daniël stak de ladingpapieren bij zich en vluchtte samen met de drie bemanningsleden in de sloep. Veel te roeien was er niet. De storm bracht het viertal in minder dan een half uur naar de 'Kleine Nol bewesten Sint AnnalancD. In de dichtstbijzijnde boerderij konden zij zich drogen. De storm maakte in de buurt nog meer slachtoffers. Om vier uur 's nachts spron gen ook de zware ankerkabels van de Vrouw Hillegonda Christina. Zij verloor het roer en liep spoedig tegen de dijk van Stavenisse. Het schip lag daar zo hoog, dat het pas op een maand later met de grootst mogelijke moeite lukte om het schip weer in het water te krijgen'. Het bergen van de lading Pas om middernacht van de eerste januari ging de wind liggen. Berging van de lading van de Maria Josephina moest noodgedwongen wachten. Toch ondernam Daniël de Vries reeds de nodige actie. Hij kwam met een schipper uit Sint Annaland, Johannes Boogert (1733-1792), overeen dat zij zodra de storm was afgenomen met diens poonschuit het beurtschip zouden leeghalen. Voor een bedrag van honderdvijftig gulden werden ze het eens. Bovendien zou Boogert drie andere poonschepen charteren. De sloep waarmee ze aan wal waren geko men lag zo hoog op de nolledijk dat er twee paarden aan te pas moesten komen om deze weer in het water te krijgen. Daarop wilde Daniël niet wachten. Al voordat de zon opkwam ging hij met zijn bemanningsleden naar de Maria Josephina om te kijken hoe deze erbij lag. Zij haalden een deel van hun plunje van boord en lieten Frederik van den Berg achter 'om hetzelve schip in bezit te houden'. In de loop van de middag, bij hoogwater, konden ze met de poonschuit van Johannes Boogert in de buurt van de Maria Josephi7ia komen. Met behulp van de inmiddels weer vlotgetrokken sloep waren ze tot middernacht bezig met het overbrengen van de zeilen en een eerste deel van de lading naar het schip van Boogert dat de gehele nacht in de buurt bleef liggen. De waar devolle lading moest immers bewaakt worden. Zondag de derde januari, 's ochtends om vijf uur, kregen ze bezoek. Met een scheepje uit Bruinisse kwam een 'zeker persoon' aangevaren, die Daniël de Vries vroeg of hij de schipper van het gestrande schip was en of hij hulp wilde heb ben. De Vries nam dit aanbod gretig aan, waarop 'dezelve persoon' hem een 'papier' wilde laten tekenen en mededeelde dat hij kwam namens de heer Van IJsselsteijn, rentmeester-generaal der domeinen in Zeeland beoosten Schelde, gezeteld te Zierikzee. De Vries weigerde te tekenen 'zeggende dat men in een 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 40