enz. Hierbij behoorde ook een hoeveelheid grauw papier, twaalf dozijn flesjes
met Haarlemmer olie en een kistje met pijpen. Twaalf zakken gort werden
opgevist. De erwten waren door balorige bergers, zo getuigde Daniël de Vries,
overboord gezet. Er restten verder wat pijpen en een zak mosterdzaad, maar ove
rigens had de eigenaar het nakijken.
J. Blok en D. Blankenheym reclameerden een baal katoen, een vat meekrap en
dertig kazen. Alleen enkele kazen werden aan land gebracht. C. en N. Hertogh
dienden een vordering vanwege een partij bruine zeep, een mandje met verf
kwasten en zes dozijn teerkwasten. Slechts een deel van de zeep bleek gered te
zijn.
M.T. Peypers had vijf vaten lakmoes aan boord laten brengen. Slechts een zwaar
beschadigd vat werd de Zierikzeese haven binnengebracht. Pierre Havenclever
junior reclameerde een vaatje met ijzerwerk. Het werd beschadigd binnenge
bracht en was daarom op 16 januari verkocht. De opbrengst was 111/15, maar
de onkosten bedroegen 74,40. H.W. de Quartel had twaalf oxhoofden wijn
opgeëist. Deze werden allen geborgen. F. Verzijl en Zonen uit Gouda reclameer
den een partij pijpen. Van de acht kisten werden er zes geborgen. Adriaan van
der Jagt uit Maassluis liet twaalf tonnen met stokvis reclameren. Ze werden zwaar
beschadigd binnengebracht en om die reden meteen verkocht.
De bergingskosten
De kosten verbonden aan het bergen van de gereclameerde goederen bedroegen
maar liefst 3840 gulden. Daarvan werd bijna 2200 gulden uitbetaald aan de schip
pers en zo'n 1200 gulden aan de rentmeester-generaal en zijn personeel. Het res
tant ging op aan pakhuishuur, allerlei onkosten en het ontvangloon (5 procent
van cle opbrengst van de verkochte goederen). Voor de betrokken poonschip
pers was het een buitenkansje waar zij dik aan verdienden. Eén van hen,
Hendrik van Nooijen, ruilde nog in hetzelfde jaar 1779 zijn bezaanpoontje tegen
de damschuit van Iman Mosselman uit Den Bommel".
Voor de rentmeester-generaal, maar vooral voor zijn substituut Aart van den
Broecke, was het een zeer lucratieve zaak. Zulke praktijken konden vrijwel onge
stoord doorgaan. Daarvoor moest dan wel sprake zijn van een goede harmonie
tussen cle verschillende bestuurders. Korte tijd later, in de jaren tachtig was
daarvan vaak minder sprake door de tegenstellingen tussen Patriotten en
Prinsgezinden. Ook tussen Jan van IJsselsteijn en Aart van den Broecke, hoewel
beiden tot de patriottenpartij behoorden, kwam het tot een breuk. Nadat de boer
derij van Van clen Broecke in 1788 was geplunderd en deze zich in Zierikzee had
gevestigd, ontdeed Van IJsselsteijn zich op weinig fraaie wijze van zijn
substituut1-.
De eigenaars reclameerden hun góederen omdat deze voldoende waarde had
den. Beliepen de onkosten echter meer dan cle waarde - daarop was vooral bij
de bederfelijke waar grote kans - dan zagen zij van hun claim af. Dat gold voor
Simon Knoll, eigenaar van een vat tabak en een rol brazil; voor Etienne Coignon,
die een vat snuiftabak aan boord had laten bezorgen en voor de Gebroeders
Stumphius Desel, die afzagen van hun recht op veertig Goudse kazen. De
inwoners van Zierikzee waren er niet rouwig om. De tabak werd door de tabaks
grossier Isaac Uijl gekerfd en gedroogd en reeds op 16 januari 1779 geveild.
Koper van het grootste deel van de tabak, 386 pond, werd diezelfde Isaac Uijl