voor 5 3/8 stuivers per pond of bijna 106 gulden. Het vat snuiftabak van 310 pond ging op 23 maart 1780 nog goedkoper weg. Het bracht slechts zes gulden op. Het lag voor de hand dat ook degenen, die reclameerden er flink 'het schip mee in gingen'. Dirk Tannekotter had een vat met 125 hammen aan boord laten bren gen. Hoewel het vat nog heel was, bleken er niet meer dan 79 hammen aanwezig te zijn. Omdat deze waar aan bederf onderhevig was, werden ze op 16 januari verkocht. De opbrengst bedroeg 197,45, maar na aftrek van de kosten bleef slechts iets meer dan de helft over voor de eigenaar. Het was geen groot probleem om het recht op de gereclameerde goederen te bewijzen. De meeste goederen waren verpakt in kisten, vaten, manden en zak ken, die voorzien waren van merken van de eigenaren. De eigenaren moesten de hoeveelheid, de wijze van verpakking en de merken opgeven en aan de hand daarvan kon worden vastgesteld van wie de goederen waren. Maar niet altijd waren de merken nog aanwezig. Op 9 juli werd een partij koper afgegeven ten behoeve van Daniël de Jong senior en junior. Zij hadden de blaadjes koper met krijt voorzien van hun merk. Maar door het water waren de merken verdwenen. Omdat niemand koper had gereclameerd, mochten zij de gevonden vier blaadjes koper in ontvangst nemen. Daarvoor moest als aandeel in de onkosten ruim zes tig gulden betaald worden. Een andere paitij koper hadden zij al eerder terugont vangen. Tenslotte werd op 4 oktober nog een partij wijn van Augustinus Langestraet afge geven. Aanvankelijk was niet bekend wie de eigenaar was. Maar Langestraet had zich gemeld naar aanleiding van de advertentie in de Rotterdamsche Courant waarbij de eigenaren alsnog in de gelegenheid werden gesteld reclames in te die nen en waarin de wijn expliciet werd genoemd. De boeken Dat de rentmeester, zijn substituut, poonschippers, pakhuisknechten en koopjes jagers profiteerden van een schipbreuk wekt geen verbazing. Van de stranding van de Maria Josephina profiteerde echter ook een groep Zierikzeeënaars die zich anders niet met dergelijke gevallen bemoeide. Deze groep valt wellicht te omschrijven als de plaatselijke intelligentsia. Zoals vermeld bevond zich onder de lading van het beurtschip ook een partij boeken. Even had Van de Broecke over wogen deze maar achter te laten, maar tenslotte waren deze toch aan wal gebracht. Ze waren naar Duinkerken verstuurd door J.V. Schoonhoven en Comp. uit Utrecht en waren verpakt in een zak gemerkt met: B&P Libri. Eenmaal in Zierikzee werden de meer dan honderd natte boeken bezorgd bij het huis van drukker Lieven van Zwijmvoeren aan de Appelmarkt (thans een deel van nummer 1). Hij sneed de boeken uit hun band om de losse bladen te kun nen drogen. Timmerman Marinus Vroegop leverde voor ruim tweeëndertig gul den houten latten. Het hele pand aan de Appelmarkt moet ermee zijn volgespij- kerd. De bladen papier werden over de latten te drogen gehangen. Tenslotte werden de losse katernen door Van Zwijmvoeren en zijn knecht weer op simpele manier aaneengenaaid tot boeken en overgebracht naar een pakhuis. De kuiper Jacob van der Jagt zorgde ervoor dat het pakhuis van tijd tot tijd werd gelucht voor het behoud van de boeken. Al met al was het voor Van Zwijmvoeren een enorm karwei. Voor de moeite, die dit werk met zich meebracht en de beschik baarstelling van zijn gehele huis, kreeg hij de riante vergoeding van 138 gulden. 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 48