Lang niet alle grond van het bedrijf kon echter als bouwland of grasland worden
gebruikt. De genoemde 55 hectare is uitgedrukt in 'kadastrale maat'. Dit betekent
dat naast cultuurgrond ook allerlei sloten, greppels, kleine paden en drinkputten
zijn meegeteld bij de bepaling van de oppervlakte. Dergelijk 'onland' kon een vrij
groot deel van de grond in beslag nemen. Zo lagen er acht drinkputten op
Tusschenbeiden en waren alle percelen bouwland en grasland doorsneden met
evenwijdig aan elkaar lopende greppels van zo'n 60 a 75 cm breed, die in de
scheidingssloten tussen de percelen ontwaterden. Tussen deze greppels lagen
langgerekte, rechthoekige 'akkers' of 'stukken' met een breedte van slechts enke
le meters. Hierop lag het werkelijk beploegde, beweide en gehooide land. De
akkers lagen enigszins bol, omdat ze over de volle lengte in het midden waren
opgehoogd met materiaal uit de greppels en sloten. Aan de zijkanten, nabij de
greppels, helden ze af om de ontwatering te bevorderen. De oppervlakte van
deze langgerekte, bolle stroken land, die werd uitgedrukt in 'ploeggang' of
'gemeten maat', was veel kleiner dan de oppervlakte volgens het kadaster: in
gemeten maat was het bedrijf in 1885 slechts 48 hectare groot.
Tusschenbeiden heeft niet altijd een omvang van 55 hectare (of 48 hectare in
gemeten maat) gehad. Zoals uit grafiek 1 duidelijk wordt, heeft het bedrijf een
periode van groei èn krimp gekend. In de periode '1832-1854 nam de
bedrijfsomvang toe van circa 33 naar 65 hectare gemeten maat - bijna een ver
dubbeling dus. In deze jaren ging het Job van der Have duidelijk voor de wind.
Hij wist niet alleen zijn bedrijf te vergroten, hij verkreeg ook steeds meer grond
in eigendom. In 1832, zijn eerste jaar op Tusschenbeiden, bezat hij slechts '14
hectare kadastrale maat. Kort voor zijn overlijden in 1874 was zijn grondeigen
dom toegenomen tot 89 hectare!5
Grafiek 1. De oppervlakte van Tusschenbeiden, in hectare (gemeten maat).
Na 1871 was sprake van een inkrimping van het bedrijfsareaal. In de periode tot
1890 nam dit af van 64 hectare gemeten maat tot 45 hectare. Van belang om te
benadrukken is, dat de afslanking in de jaren '70 en '80 niet het gevolg is
geweest van een verlies aan vermogen. Boudewijn Giljam bezat, na de verdeling
van de erfenis van zijn vader, een aanzienlijke hoeveelheid grond, te weten 70
hectare kadastrale maat. Hij heeft er echter voor gekozen om niet alles zelf te
exploiteren. In 1885 liet hij zijn kastelein6 55 hectare bewerken - de oppervlakte
die in kaart 1 is weergegeven - en verpachtte hij 15 hectare.
54