Een aantal zaken springen direct in het oog. In de eerste plaats is dit de afname van het percentage bouwland van 63% in 1832 naar 48% in 1890. Daarmee ont wikkelde het grondgebruik op Tusschenbeiden zich nogal atypisch ten opzichte van dat op Schouwen-Duiveland. Nam het percentage bouwland op het bedrijf af, op Schouwen-Duiveland nam dit in genoemde periode juist toe! Zo steeg het percentage bouwland in de voormalige gemeente Ouwerkerk van 57% in 1832 naar 70% in 1885.7 Een tweede opvallende ontwikkeling die zich op de boerderij heeft voorgedaan is het verdwijnen van de braak. In 1832 lag nog 14% van het bouwland braak, een oppervlakte die overeenkomt met een frequentie van eenmaal in de zeven jaar. Ruim dertig jaar later, in 1865, was de braak geheel verdwenen. Alleen in 1868 en 1870 werden nog incidenteel akkers gebraakt. Tusschenbeiden week in dit opzicht niet af van andere bedrijven op Schouwen-Duiveland. Ook elders op het eiland verdween de braak. Vrijwel gelijktijdig vond een derde opmerkelijke ontwikkeling plaats: de sterke opkomst van veevoedergewassen, van niets in 1832 tot 21% in 1890. Mangel wortel en, klaver en lucerne waren in laatstgenoemd jaar de belangrijkste veevoedergewassen. Deze forse uitbreiding van de teelt van voedergewassen stond niet op zichzelf: in dezelfde periode nam immers ook het aandeel van grasland in het bedrijfsareaal toe. Beide ontwikkelingen duiden op een toene mend belang van de veehouderij op het bedrijf. Overigens hangen twee van de hierboven genoemde veranderingen in het bouw plan met elkaar samen: de sterke uitbreiding van de teelt van voedergewassen speelde een rol in het verdwijnen van de braak. Het verbouwen van voeder gewassen had namelijk min of meer dezelfde uitwerking op de bodemvrucht- De omgeving van Ouiverkerk met links de boerderij Tussenbeidenjaren 30 van de 20ste eeuw. (Coll. Werkgroep Oud-Ouwerkerk in documenten 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 58