het lievelingspaard en het bemesten van hel land met stal- en kunstmest. De kas boeken bevatten dus niet alleen een registratie van de financiële transacties, maar ook een verslaggeving van de bedrijfsvoering. Zoals gebruikelijk in de wat oudere boekhoudingen werden privé-uitgaven niet gescheiden van bedrijfsuitgaven. De kasboeken geven dus inzicht in het beste dingspatroon van een redelijk welgestelde boer. Het blijkt dat Boudewijn Giljam niet een echte 'zuinige Zeeuw' is geweest. Zo gaf hij in 1872, ter gelegenheid van zijn benoeming tot burgemeester in Ouwerkerk, 375 gulden uit. Vrijwel jaarlijks kocht hij voor enkele tientallen guldens aan wijn - uitgaven die in 1887 culmi neerden in een bedrag van '188 gulden. In dat jaar bereikte hij een leeftijd van 50 jaar, een gebeurtenis die hij verder nog opluisterde door zichzelf een barouchette12 van 625 gulden cadeau te doen. Het gaat om niet geringe bedragen: een 'modale' arbeider verdiende in die periode slechts 250 gulden per jaar! In dit artikel zijn privé-uitgaven buiten de berekening van het bedrijfsresultaat gehou den. Op het eerste gezicht lijken de boeken een tamelijk volledig beeld te geven van de bedrijfsvoering en de financiële transacties, maar bij nader inzien blijkt er toch veel buiten de administratie te zijn gebleven. Soms vergaten Job en Boudewijn Giljam een uitgavenpost in hun boeken te vermelden. Zo ontbreekt de pachtsom van een door hen gehuurd perceel wel eens en ook het dijkgeschot is niet altijd volledig geboekt. Vooral in de jaren 1858 en 1859 - respectievelijk het laatste jaar van Job en het eerste van Boudewijn Giljam - lijken ze de kasboeken niet goed te hebben bijgehouden. Zowel de totale ontvangsten en uitgaven zijn in deze jaren zeer laag. Blijkbaar hebben ze toen niet alle transacties genoteerd. Een ernstiger tekortkoming van de kasboeken is dat twee bedrijfsonderdelen er niet in voorkomen: de schapenhouderij en de melkveehouderij! Zowel vader als zoon Van der Have hadden, zoals hierboven is opgemerkt, een omvangrijke kudde schapen. In de kasboeken wordt echter nergens de opbrengst aan lamme ren of wol vermeld. Evenmin wordt de aankoop van schapen genoemd. Het is niet duidelijk waarom de Van der Have's dit hebben gedaan. Een mogelijke ver klaring zou kunnen zijn dat schapen vooral vanwege de mest werden gehouden. De schapemest werd als een 'interne leverantie' op het bedrijf verbruikt en hoef de om die reden niet in de boekhouding te worden opgenomen. Onder de ont vangsten en uitgaven werden alleen werkelijke transacties genoteerd. De op de boerderij geproduceerde èn verbruikte mest, veevoer en trekkracht bleven erbuiten. Het ontbreken van de baten van de melkveehouderij in de kasboeken wekt meer bevreemding. Deze bedrijfstak was op Tusschenbeiden immers niet onbelangrijk. Hierboven bleek dat Boudewijn Giljam gemiddeld negen koeien had. die jaar lijks, naar schatting, zon 900 a 1.000 gulden aan boter moeten hebben geprodu ceerd.13 Het ontbreken van de melkveehouderij in de kasboeken heeft echter te maken met de typisch Zeeuwse taakverdeling tussen boer en boerin. Op Zeeuwse bedrijven was het, net als elders in Nederland, gebruikelijk dat de boe rin zorg droeg voor de boterbereiding. Met medewerking van de inwonende mei den molk zij de koeien en ontroomde en karnde zij de melk. In dit opzicht wijkt het Zeeuwse bedrijf niet af van de bedrijven elders in het land. Typisch Zeeuws is dat de inkomsten uit de verkoop van zuivel strikt gescheiden werden van de overige beclrijfsinkomsten. De boerin kon vrij over de opbrengsten uit de ver- 60

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 62