koop van boter, kaas, pluimvee en eieren beschikken, al werd ze wel geacht hieruit de uitgaven voor de huishouding te bekostigen. Voor haar rekening kwa men ook het schoolgeld en de kleding van de kinderen, tot op het moment dat ze hun vader in het bedrijf gingen helpen. De boer beschikte over de inkomsten uit de akkerbouw, waarvan hij vaste lasten als pacht, rente en belastingen diende te betalen. Hij had alleen op indirecte wijze met de zuivelbereiding te maken: hij zorgde ervoor dat de koeien werden gedekt; oude en afgedankte koeien wrerden door hem vetgemest en verkocht.14 Deze scheiding in de bedrijfsfinanciën verklaart waarom in de kasboeken van Tusschenbeiden alleen persoonlijke uitgaven van de boer staan en geen enkele van de boerin. Zowel Job als Boudewijn Giljam kochten regelmatig kleding voor zichzelf, maar betaalden nooit een jurk voor hun vrouw. Blijkbaar bekostigde zij die zelf uit het melkgelcL Job en Boudewijn Giljam betaalden ook de lonen van de inwonende meiden niet. Wel is er in de periode na 1859, het jaar waarin Boudewijn Giljam het bedrijf overnam, sprake van dat zijn vrouw het saldo van haar kas aan hem overdroeg. Tot 1880 boekte hij dit overschot onder zijn ontvangsten. In laatstgenoemd jaar beëindigde zijn vrouw haar bemoeienissen met de melkveehouderij en sindsdien verhuurde Boudewijn Giljam de opbrengst aan melk en boter aan zijn kastelein. Deze kocht het zuivelgereedschap en betaalde in ruil voor de zuivelopbrengst een jaarlijkse vergoeding van 65 gulden per koe. Hoewel de kasboeken dus geenszins alle activiteiten dekken, is het toch mogelijk om een redelijk goed inzicht in de bedrijfsuitkomsten te krijgen. Goed, er kan geen moderne exploitatierekening worden opgesteld omdat naast de hierboven genoemde omissies ook andere belangrijke posten ontbreken.15 Maar toch kan men, door de ontvangsten en uitgaven tegenover elkaar te plaatsen, wel een indruk krijgen van de rentabiliteit van het bedrijf. In de navolgende twee paragrafen zullen successievelijk de opbrengsten en de kosten worden behandeld. Er is voor gekozen om de bedrijfsresultaten op 'pacht- basis' te reconstrueren. Dit betekent :clat voor grond en gebouwen die eigendom waren van de Van der Have's een fictieve pacht in rekening is gebracht.16 De opbrengsten Grafiek 7 geeft een beeld van de totale ontvangsten van het bedrijf, terwijl in grafiek 8 tot en met 10 de opbrengsten van de belangrijkste bedrijfstakken zijn weergegeven. Alle grafieken zijn uitgedrukt in guldens per hectare gemeten maat. Uit grafiek 7 blijkt dat de ontvangsten in de periode volgend op de bedrijfsover name door Boudewijn Giljam in 1859 sterk stegen. Na 1868 volgde een decenni um van dalende ontvangsten, maar kort voor het begin van de Agrarische Depressie in 1878 keerde het tij weer enigszins. Hoewel de grafiek een uitermate grillig patroon laat zien, lijkt er na circa 1876 toch sprake te zijn geweest van een licht stijgende trend. In het verloop van de ontvangsten herkent men duidelijk de invloed van de prijsontwikkeling van tarwe en meekrap. De marktprijs van beicle produkten daalde immers sterk na circa 1870, het tijdstip dat ook een keerpunt vormde in de ontwikkeling van de bedrijfsontvangsten. Hoe belangrijk vooral meekrap voor het bedrijf was, laat grafiek 9 zien. In 1849-1852 bedroegen de ontvangsten uit 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 63