van de marktsituatie van één produkt. Zowel de inkomsten uit de rundveehoude rij als die uit de verkoop van handelsgewassen en peulvruchten stelden aanvan kelijk nog niets voor.17 Boudewijn Giljam heeft in de periode na 1859 het bedrijf geheel anders ingericht dan zijn vader. Hierboven is er al op gewezen dat hij meer voedergewassen ging verbouwen èn meer mestvee is gaan houden. Nu blijkt ook uit grafiek 10 dat de rundveehouderij een zeer belangrijke rol is gaan spelen. De ontvangsten uit deze bedrijfstak namen toe tot 89 gulden per hectare in 1881-1885! Omdat in de jaren '70 de inkomsten uit de verkoop van meekrap sterk terugliepen, was de rundvee houderij in het begin van de jaren '80 het belangrijkste onderdeel van het bedrijf geworden. In 1881-1885 had de rundveehouderij een aandeel van 49% in de tota le bedrijfsontvangsten, teiwijl de inkomsten uit de verkoop van knol- en wortel gewassen toen nog maar 24% bedroegen. Het aandeel van granen was 21%. Van een gespecialiseerd akkerbouwbedrijf was Tusschenbeiden een gemengd bedrijf geworden dat zich toelegde op de produktie van vet vee. Deze heroriëntatie, die reeds kort na 1859 werd ingezet, heeft ongetwijfeld een nog grotere daling van de bedrijfsinkomsten in de jaren '70 verhinderd. In 1881-1885 was de rundvee houderij zelfs verantwoordelijk voor een lichte groei van de totale bedrijfsontvangsten. De beslissing van Boudewijn Giljam om vee te gaan vetmes ten bleek één a twee decennia later een zeer gelukkige keuze te zijn geweest. De uitgaven en het netto-bedrijfsresultaat In grafiek 7 zijn ook de uitgaven weergegeven. In tegenstelling tot de ontvang sten vertonen deze een min of meer stabiel patroon. De jaarlijkse schommelingen zijn minder hevig en ook op de lange termijn lijkt er na circa 1870 weinig te zijn veranderd. Wel is de toename van de kosten in de jaren '60 opvallend. Bedroegen de uitgaven in de periode daarvóór gemiddeld 80 gulden per hectare, daarna was dit 126 gulden. In de jaren '60 heeft dus een stijging van ruim 50% plaatsgevonden. Voor Boudewijn Giljam van der Have, die het bedrijf toen net van zijn vader had overgenomen, zal deze toename niet echt problematisch zijn geweest. In dezelfde periode namen de bedrijfsontvangsten sterk toe, zodat hij in staat zal zijn geweest zijn de stijgende lasten te voldoen. In de jaren '70 kan dit echter anders hebben gelegen. Uit de grafiek blijkt dat de uitgaven zich in die periode op een relatief hoog niveau stabiliseerden, teiwijl cle ontvangsten sterk terugliepen. Opbrengsten en kosten vertoonden toen een schaarbeweging. Grafiek 11 geeft een beeld van de twee belangrijkste uitgavenposten: de lonen en de pacht.18 Samen bedroegen ze gemiddeld 69% van cle totale uitgaven. Uit de afbeelding wordt duidelijk dat er sprake was van licht stijgende loonuitgaven tussen het midden van de jaren '50 en het midden van de jaren '70. De pacht bleef daarentegen aanvankelijk min of meer stabiel; deze begon pas later te stij gen. Voor een deel lijkt de stijging van de totale kosten in de jaren '60 dus te zijn voortgekomen uit hogere loonuitgavèn. Vermoedelijk kwamen deze op hun beurt weer voort uit de loonstijging die eind jaren '60 plaatsvond. In deze perio de stegen op Tusschenbeiden de tarieven voor onder andere het snijden van kanthooi en graan, het maaien van gras en het delven van driejarige meekrap, zodat Van der Have gedwongen was om bij een gelijke arbeidsinzet steeds hoge re loonuitgaven te doen. Elders in de provincie was toen eveneens sprake van een loonstijging in de landbouw. Overigens waren op Tusschenbeiden al eens eerder - in de jaren '50 - enkele tarieven verhoogd. 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 65