Molenstraat, zag hij om de hoek van de Sint Domusstraat het lijk van de vrouw van Leydekkers op straat liggen Tot zover de eerste impressies van de ramp uit het verslag van ds. J. Gouverneur. Van enige vorm van luchtbescherming was in Zierikzee geen sprake. Toen na het bombardement de brandweer was uitgerukt om de brand in de Molenstraat te blussen, spoedden de burgemeester en de commissaris van politie zich bij het horen van de brandklok van het stadhuis direct naar het rampgebied. Beide auto riteiten bleven ter plaatse tot 4 a 5 uur in de morgen. De tijdige en langdurige aanwezigheid van her. hoofd van het gemeentebestuur mr. A.J.F. Fokkerwerd in de Zierikzeesche Nieuwsbode van 4 mei uitdrukkelijk gememoreerd, omdat iemand, die "krachtens zijn betrekking in ambtsverhouding tot de burgemeester stond" had gezegd, dat hij was weggebleven. Gezien ook de belangstelling en het medeleven, dat de heer Fokker in het verdere verloop der gebeurtenissen toonde, staat vast, dat hier slechts sprake was van het werpen van een smet op het gedrag van de eerste burger van Zierikzee Teneinde de daklozen en gewonden direct onderdak te kunnen verschaffen, werden in het politiebureau en in het schoolgebouw aan het Kerkhof ZZ enige lokalen ontruimd. Ook had de burgemeester briefjes afgegeven, waarop voor rekening van het Burgerlijk Armbestuur goederen en levensmiddelen konden worden afgehaald. Zierikzee in het nieuws Maandagmorgen - 30 april - kwamen de commissaris van de koningin en de schout bij nacht van Zeeland met de spoorboot te Zierikzee aan. In de avond uren arriveerde ook de afgevaardigde van het stemdistrict mr. R.J.H. Patijn die zich in de komende maanden intensief met de zaak zou bezighouden. Tevens werden deze dag telegrammen ontvangen van koningin Wilhelmina en koningin moeder Emma. De ramp trok veel journalisten, persfotografen en vreemdelingen naar de stad. De krant van 7 mei meldde zelfs, dat er een film van de ramp was gemaakt, die reeds in Amsterdam en Arnhem was getoond. Enige ondernemende drukkers en boekverkopers brachten series prentbriefkaarten van de ramp in de handel. "Het Leven", een geïllustreerd weekblad, gaf in zijn nummer van 8 mei een uit voerige fotoreportage van het rampgebied. De onderschriften geven iets weer van de sensatielust van de lezers. Speciaal werd de aandacht gevestigd op de ledikantjes waarin de kinderen van het echtpaar Polvliet-Wesseling hadden liggen slapen. Door twee van deze bedjes waren stukken ijzer gevlogen, teiwijl de kin deren eruit werden geslingerd. Slechts een tweejarig meisje zou "een paar onbe duidende schrammen" hebben gekregen. De gezusters Douw waren, volgens "Het Leven", onder de puinhopen vandaan gehaald. Uiteraard ontbreekt ook de foto van de vernielde woning van het gezin Leydekkers niet. De portretten van de slachtoffers zijn erbij geplaatst. Enige vrouwen uit de buurt hebben gefigureerd als buren "die ternauwernood aan den dood ontsnapten (en die) zoeken in de puinhopen naar wat er eventueel nog van hun bezitting te redden mocht zijn". De ramp wordt in dit blad "het bom- menonheil" genoemd. Jan Smit, bewoner van Sint Domusstraat 114, een belen dend pand van het verwoeste huis van Leydekkers, is met de pijp in de hand tussen het puin gefotografeerd. Volgens het onderschrift vertelt hij de verslag- 72

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 74