Hoewel we niet duiven te veronderstellen, dat onze regering in 1917 kennis nam van gedichten van Speenhoff, is het toch opmerkelijk dat op 21 mei, kort na de publicatie van hel gedicht, de minister van buitenlandse zaken bekend maakte, dat de Britse regering de kapitein-luitenant ter zee Graig in de gelegenheid had gesteld een onderzoek naar de herkomst der bommen in te stellen. Graig was toen reeds in Den Haag aangekomen. Vermoedelijk is zijn voorlopige conclusie van dien aard geweest, dat de Britse regering zich genoodzaakt zag op 4 juli offi cieel te berichten, dat een nieuw (eind)onderzoek zou volgen. Op verzoek van de Nederlandse regering nam hieraan deel de luitenant-kolonel van de generale staf C. van Tuinen, die hiervoor naar Engeland ging. Gelijkertijd deelde de krant mede, dat de Belgische en Franse regering hadden bekend gemaakt, dat hun vliegtuigen geen bommen boven Zierikzee hadden uitgeworpen, noch verloren. Verwarder werd de situatie nog toen kort daarna een Engels communiqué meld de, dat in de nacht van 29 op 30 april vijftien bommen waren uitgegooid op schepen bij Zeebrugge. Deze projectielen waren echter alle in het water gevallen. Bovendien had geen der vliegtuigen een zoeklicht aan boord. Zoals hiervoor is meegedeeld, had het vliegtuig, dat boven Zierikzee vloog, wél een zoeklicht. Dominee Gouverneur had immers '"het helsch zoeklicht" zien schijnen! Terstond na het laatste Engelse bericht seinde het persbureau Wolff uit Berlijn, dat het vol gens de eerste conclusie Engelse bommen waren geweest. Een vraag bleef voor dit persbureau of in het Engelse vliegtuig wel een Engelse piloot had gezeten. Het was het gesprek van de dag. Reuter wees erop, dat de beide toestellen 14 minuten nodig hadden gehad om van Duinkerken de pier van Zeebrugge te bereiken. Een lezer van de N.R.C. vroeg hoe het mogelijk was, dat de afstand Duinkerken-Zeebrugge - vice versa 134 km.- met een snelheid van 10 km. per minuut kon worden afgelegd. Bovendien bleek er grote verwarring te bestaan Puinhopen in de Molenstraat. 78

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 80