Thermoscoopgetekend door Beeckman.
pas eeuwen later werd echt systematisch aan het weer gemeten. Het duurde
immers tot het eind van de zestiende eeuw voor Galileo Galilei (1564-1642) de
thermometer uitvond en voor die tijd bestonden er alleen primitieve regen-,
wind- en vochtigheidsmeters. Zo kwam uit Italië het idee om de vochtigheid van
de lucht te bepalen met een spons die aan een balans hing. Toen de thermo
meter of liever thermoscoop eenmaal bekend was, duurde het nog tientallen
jaren voor het instrument werd gebruikt om het weer te meten. De thermoscoop
van Galilei bestond uit een lange, rechtopstaande buis die van boven was afge
sloten door een glazen bol en van onder met open uiteinde in een bak met water
stond. Als de temperatuur steeg zette de lucht in de bol uit en werd de vloeistof
naar beneden gedrukt. Hoe warmer, hoe lager de stand van de vloeistof, omge
keerd aan de huidige thermometer dus. Zo'n thermoscoop had Isaac Beeckman
(1588-1637) op 9 november 1621 op het stadhuis van Delft gezien. Hij verhaalt
dat het "Drebbeliaanse instrument" aan de burgemeester van Delft was geschon
ken door Boheemse ballingen die met Koning Frederick naar Den Haag waren
gevlucht. De raadsleden staken pennetjes bij de stand van het water, zodat ze
konden zien of de waterstand steeg of daalde. Een schaalverdeling bestond nog
niet, de stand werd aangegeven in graden boven het temperament, een bepaald
basisniveau. De oudste bewaard gebleven meetwaarden dateren uit 1624. De
Amsterdamse arts Nicolaas Janszoon van Wassenaer (ca. 1570-1630) bezat zelf
zo'n thermoscoop en noteerde in december 1624 "dat het instrument tot 18 gra
den boven getempertheyt opklimt om in de volgende nacht te stijgen tot clerd
half graden". De temperatuurvermelding van Van Wassenaer inspireerde
Beeckman om de thermoscoop voor zijn meteorologische waarnemingen te
gebruiken, maar ver vóór die tijd hield hij in Zeeland al zijn weerjournaal bij
6