tweede helft van augustus hadden de Duitsers snel terrein moeten prijsgeven. Parijs werd op 25 augustus bevrijd. Begin september werden de Duitsers in grote delen van België onder de voet gelopen. Zoals bekend belandde Nederland op 5 september, 'Dolle Dinsdag', in de euforische verwachting dat de bevrijding van het eigen land nog slechts een kwestie van dagen of zelfs uren was. Ook op Schouwen-Duiveland waren de verwachtingen hooggespannen. Maar de werke lijkheid was anders. Wat wel, vanaf medio september, volgde was een zware strijd om de beheersing van de Westerschelde, de toegang tot de haven van Antwerpen. De zware strijd die gedurende ruim anderhalve maand in Zeeuwsch-Vlaanderen en op Zuid-Beveland en Walcheren werd gevoerd leidde er uiteindelijk toe dat Schouwen-Duiveland het enige deel van de provincie Zeeland was dat tot mei 1945 in Duitse handen bleef. Op zichzelf was hier sprake van een logische ont wikkeling. Voor de geallieerden was immers de beheersing van de Westerschelde van levensbelang, maar telde de Oosterschelde niet of nauwelijks. Eigenlijk zal men dat brede water eerder een handig uit te buiten frontlinie hebben gevonden, die via het Zijpe goed aansloot op het rivierengebied dat verder het land in de troepen scheidde. De Scheldemonding was strategisch van belang en werd daar om ontzet, maar Zeeland als provincie was niet van belang. Er valt dan ook een rechte lijn te trekken tussen de militaire opdeling van het kustgebied door de Duitsers en het moment waarop de Oosterschelde frontlijn werd. Immers, de reden dat de Oosterschelde de scheiding vormde tussen het 15e legerkorps en de onder de Wehr-machtbefehlshaber in den Niederlanden vallende divisies was ook dat de oevers van de Westerschelde vanwege het strategisch belang van deze riviermond onder één bevel moesten staan. Dit alles neemt niet weg dat er aan geallieerde kant wel degelijk plannen beston den om na Walcheren, Noord-Beveland, Tholen en Sint Philipsland ook Schouwen-Duiveland te bezetten. Op 6 november, nadat Sint Philipsland in geal lieerde handen was gevallen en op een moment dat op Schouwen-Duiveland verscheidene Duitse militairen zaten die Walcheren waren ontvlucht, onder wie de Seekommandant voor het Zuidnederlandse kustgebied, was het zelfs tot een geallieerde landing gekomen. Vanuit Anna Jacobapolder, vanuit het oosten dus, landde een kleine Canadese verkenningspatrouille in Zijpe. Onder de Duitse sol daten in Zierikzee ontstond paniek, zo meldde De Bruyne in zijn verslag van de gebeurtenissen in zijn stad. De volgende dag werd opnieuw een patrouille naar Duiveland gestuurd, maar ook deze keerde weer terug. Het bleef bij deze spelde- prikken. Tot een invasie van Schouwen-Duiveland kwam het uiteindelijk niet, al waren er. onder de codenaam 'Sailmaker', precieze en ook serieuze plannen voor gemaakt. Uiteindelijk zagen de geallieerden ervan af: de beheersing van de Scheldemond werd vanuit Schouwen niet: werkelijk bedreigd. Het voor de geal lieerde oorlogvoering te verwachten effect van een verovering van het eiland woog niet op tegen de moeite die deze zou vergen en de risico's die de manschappen zouden lopen. Het Eerste Canadese Leger adviseerde daarom op 20 november de operatie 'Sailmaker' voor onbepaalde tijd uit te stellen. De omstandigheid dat Schouwen-Duiveland grotendeels onder water stond speelde in de afwegingen een belangrijke rol. In dat opzicht was het dus een klein succes voor de Duitse strategie, al was doorslaggevend dat Schouwen-Duiveland voor de geallieerde leiding domweg niet belangrijk genoeg was. 92

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1994 | | pagina 94