het minst konden gebruiken was een lastige bevolking die hen in de weg pro
beerde te zitten. Vandaar dat de executie van de tien eilandbewoners ook
meteen werd bekendgemaakt. Vandaar ook dat met bedreiging bevolen werd de
drie ontsnapte piloten zo spoedig mogelijk aan de Duitsers uit te leveren, het
geen inderdaad gebeurde; de drie, twee Britten en een Nederlander, werden in
krijgsgevangenschap afgevoerd. Gevolg was ook dat het Armeense contingent
soldaten van Schouwen werd teruggetrokken. De PZEM-verbinding werd uit
voorzorg voortaan zo min mogelijk gebruikt en, nadat duidelijk was dat de
Duitsers wisten dat er een verbinding met de geallieerden bestond, begin januari
1945 verbroken.
Twee van de slachtoffers van de executie, Lazonder en Boot, waren gemeente
ambtenaren in Renesse. Zij hadden op 3 december het bevolkingsregister van
Renesse verstopt. Aanleiding hiervoor was de overigens nog niet publiek
gemaakte maatregel alle mannelijke inwoners tussen de 16 en 40 jaar als arbeids
krachten naar Duitsland te deporteren. Ruim twee weken later kregen de
gemeentebesturen opdracht de mannen op te roepen zich, met wat eetgerei, kle
ding en beddegoed, op 20 december te melden. In totaal zon 600 inwoners van
het eiland zouden die dag en de daaropvolgende via Goeree-Overflakkee
richting Duitsland vertrekken, om daar in fabrieken, bij de spooiwegen en in
havens tewerkgesteld te worden. Geweigerd werd er, voor zover bekend, niet.
Dat is ook niet verwonderlijk, want de schrik zat er door cle terechtstellingen van
tien dagen daarvoor goed in. De Duitsers aarzelden ook niet in hun oproepen
die schrik uit te buiten. Op Goeree-Overflakkee werd de oproep in eerste
instantie wel op grote schaal genegeerd. Maar toen daar de oproep werd her
haald en verwezen werd naar de gebeurtenissen in Renesse, kwam men toch
grotendeels op; veel kans op een succesvolle onderduik op het ondergelopen
eiland met zijn talrijke Duitse militairen was daar trouwens evenmin als op
Schouwen.
Schouwen-Du iveland zelf werd ondertussen steeds meer op zichzelf teruggewor
pen. De inwoners hadden niet alleen toestemming nodig om het eiland te ver
laten, maar ook 0111 zich over het eiland te verplaatsen van het ene naar het
andere dorp. Het geïnundeerde gebied en de Oosterschelde-oevers waren verbo
den terrein. Alles en iedereen stond in dienst van de oorlogvoering. Van een
Duits burgerlijk bestuur was geen sprake meer, en van een Nederlands burgerlijk
bestuur nog maar in geringe mate. Alleen Burgh en Haamstede kenden nog een
officiële burgemeester, de NSB-er J.P.C. Boot, hoewel hij het lot van de bevolking
zoveel mogelijk trachtte te verzachten, had ook hij de bevelen van cle zogenoem
de eilandcommandant uit te voeren.
Deze eilandcommandant, die met de troepen die op Schouwen-Duivelancl gele
gerd waren in taktische zin niet veel te maken had, moest er wel voor zorgen dat
de manschappen voldoende te eten hadden. Steeds meer waren zij, net als de
burgerbevolking, uitsluitend aangewezen op datgene wat op het eiland zelf voor
radig was. Al in oktober 1944 noteerde burgemeester Boot in zijn dagboek dat uit
"onze civiele voorraad" slachtvee, stro, hooi, rogge en tarwe gevorderd werd. En
in cle daaropvolgende periode wercl steeds opnieuw geklaagd over de aanslag
die voor cle militairen op cle voor de bevolking beschikbare voedselvoorraden
wercl gedaan. Op 28 januari noteerde Boot: "Als dat nog lang zo moet doorgaan
zitten we binnenkort zonder vlees en melk". Maar tot grote problemen heeft het
96