is het belangrijk dat dit halfnatuurlijke landschap minder natuurwaarde herbergt
dan brakke zelfregulerende systemen. Een aantal historisch-geografische structu
ren, zoals dijken, inlagen en karrevelden, zijn wél behouden. Het verdient dan
ook de voorkeur aansluitend op deze structuren in recente tijd geëgaliseerde kar
revelden opnieuw vorm te geven.
Van streefbeeld naar herinrichting
Voor de compleetheid en gaafheid van het te ontwikkelen brakke ecosysteem
dient het areaal water waarin zich (brak)waterlevensgemeenschappen kunnen
ontwikkelen een veel groter oppervlak ten opzichte van het land te beslaan dan
thans het geval is. Gestreefd wordt naar een uitbreiding tot ca 40% van het na
tuurgebied. Kwantiteit is hier vanwege de bufferende effecten mede een voor
waarde voor kwaliteit, zodat het zaak is te zorgen voor open verbindingen tussen
de verschillende deelgebieden, waardoor zo groot mogelijke afwaterings
eenheden ontstaan.
Voor de gewenste ontwikkeling is het tevens van belang, dat voldoende zoute
kwel tot diep in het gebied kan doordringen. De in de bodem aanwezige zandi
ge kreekafzettingen uit de Calais- en Duinkerkeperiodes fungeren als kwelbanen
die vanuit de Oosterschelde onder de dijk door het gebied inlopen. Ondanks de
deels intensief aanwezige drainage is deze kwel overal in het maaiveld zichtbaar.
Met het doorbreken van de drainage en de verlaging van het maaiveld ter plaatse
van deze zandige afzettingen wordt de zoute kwel bevorderd hetgeen noodzake
lijk is om de effecten van peilopzet te compenseren.
Peilopzet is een voorwaarde voor de realisatie van het gewenste oppervlak brak
water. Gelet de enorme hoeveelheden grond die hiermee gemoeid zouden zijn,
is het niet haalbaar het oppervlak aan water alleen door afgraving te realiseren.
Een toch nog aanzienlijke oppervlakte dient desondanks te worden vergraven,
zowel ter bevordering van de zoute kwel als om enig reliëf en daarmee de
noodzakelijke variatie in de uitgangssituatie te creëren. Dit laatste is hel gevolg
van de bestaande situatie die het resultaat is van de uitgevoerde egalisaties in het
kader van de herverkaveling in de jaren '50. De leesbaarheid van het landschap
is toen volledig uitgewist. In de bodem is de ontstaansgeschiedenis van het
gebied nog wel aanwezig en zou bij natuurontwikkeling opnieuw zichtbaar kun
nen worden gemaakt.
Het streefbeeld voor de natuur leidt tot landschapspatronen die refereren aan de
ontstaansgeschiedenis van het gebied, die plaatsvond voor de aanleg van de dij
ken maar deels ook later bij optredende dijkdoorbraken. Het meest recente voor
beeld hiervan is de watersnoodramp van 1953 toen opnieuw getijdegeulen ont
stonden en wadafzettingen werden gevormd. Door de ingrijpende hei-verkaveling
zijn de kenmerken van dit landschap thans niet zichtbaar. Het gaat om laag land,
met daarin meanderende, in de loop van de tijd deels verlande kreekpatronen,
dat door een nog gebrekkige afwatering voor het merendeel rietland en moeras
was en maar voor een gedeelte in de zomer als extensief hooi- en weiland kon
worden geëxploiteerd. Van oudsher heeft de mens gepoogd de waterhuishou
ding van het gebied te beïnvloeden met als doel moeras om te zetten in weiland.
De bemalingsgeschiedenis van het lage land van de polder Schouwen is onlos
makelijk verbonden met een landschap van tal van poldertjes omgeven door lage
waterkaden. Al in de 17e eeuw had men de Prunje als lage afwateringseenheid
bijna in zijn geheel omkaad. 200 jaar later werd na een eeuw van algeheel verval
98