Boerderijen in Zeeland Historie In de middeleeuwen werd op de zandige kreekruggen in Zeeland hoofdzakelijk akker- en tuinbouw bedreven. Uit die tijd zijn geen boerderijen meer overgeble ven. Vergelijkend onderzoek heeft aangetoond dat de traditionele boerderijvor- men in Zeeland oorspronkelijk afkomstig zijn van het prehistorische hallehuis, behorend tot het Frankische type. Het is echter niet duidelijk langs welke lijn de huidige Zeeuwse boerderij zich heeft ontwikkeld, omdat de geschiedenis erg tur bulent is geweest en werd gedomineerd door de strijd tegen het water. Na een overstroming bleek vaak, dat een deel van de boerderij zo zwaar was bescha digd., dat afbraak moest volgen. En dan werd in een andere stijl nieuwbouw gepleegd. De oudste bekende vorm in Zeeland is een combinatie van schuur en woonhuis aan elkaar, met aan de voorkant een top- of trapgevel. Vaak bestonden de zij wanden uit hout en vlechtwerk, aangesmeerd met mest. Toch werden in Walcheren reeds in de tweede helft van de zestiende eeuw volledig sten woon huizen gebouwd, die aanvankelijk met de korte zijde aan de schuur vast zaten. In een latere fase werd vaak het woonhuis los van de schuur gebouwd, temidden van een aantal bijgebouwen, zoals bakkeet, wagenschuur en varkenshokken. Zeeuivsu boerderij ('De Sleene Poorte' - Baarlandj Een afwijkende ontwikkeling voltrok zich op het weiclebedrijf in Schouwen, waar evenals in Noord-Holland rondom een hooitas werd gebouwd. Op deze wijze ontstond een stolpboerderij. De 'Zeeuwse Boerderij' werd in vroegere jaren meestal bewoond door pachters. Ze waren eigendom van de land- of ambachtsheren. De boerderijen waren meestal van het Tangstype'. Het woonhuis Het boerenhuis heeft een rechthoekige plattegrond met de ingang aan één van de lange zijden. Oorspronkelijk bevonden zich op de beganegrond slechts twee vertrekken, namelijk de pronkkamer en aan de andere kant van de gang de woonkamer annex keuken. Naarmate de oogsten rijker werden, groeide de 103

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1995 | | pagina 105