Afb. 2. Oostzijde van de toren met in baksteen de
beoogde aansluitingen met de kerk en voorgenomen
overwelving. Dagkanten opening Ledesteen, bekelding
Gobert anger, voorzijden steunberen Ben theïmer zand-
zijn opgetrokken. Boven de grond is de buitenzijde en een groot deel van de bin
nenkant bekleed met natuursteen, maar de kern van de toren is uitgevoerd, in de
veel goedkopere baksteen. Voor de torenromp zijn zeker enkele miljoenen
bakstenen gebruikt. Het was in de 15de eeuw ondenkbaar dat al die stenen in
een bouwtijd van enkele tientallen jaren door één steenoven geleverd konden
worden. In de toren zijn dan ook stenen in wisselende formaten, en van verschil
lende kleuren te herkennen. Zo zien we in de traptorens geelrode stenen die uit
de omgeving van Dordrecht en Rotterdam komen, vervolgens grotere en meer
rode die uit Zeeland afkomstig kunnen zijn, dan weer de kleinere uit zuidelijk
Zuid-Holland en tenslotte kleine gele uit de omgeving van Gouda.
Gebruikte natuursteensoorten
Aan de buitenzijde is in de eerste paar meter boven de grond als bekledingssteen
een witte steen toegepast. Ook verder, tot boven toe is deze steen als bekledings
materiaal of parement gebruikt3. Deze kleine witte blokken van zandhoudende
kalksteen komen uit de streek ten noorden en oosten van Brussel en worden wel
Brabantse witte arduin genoemd. Naar één van de vindplaatsen wordt de steen
tegenwoordig voornamelijk als Gobertanger aangeduid (afb. 3). Het materiaal is
hard en moeilijk te bewerken en er zijn alleen kleine stukken beschikbaar. Het is
dus niet bruikbaar voor het maken van profielen en nog ingewikkelder werk aan
steunberen en pinakels. Daarvoor werd sedert het begin van de 14de eeuw in
Vlaanderen, Brabant, Zeeland en Holland de Vlaamse witte arduin gebruikt, die
ook wel Ledesteen wordt genoemd (afb. 4). De steen is iets geler dan de
Gobertanger, minder hard en beter te bewerken. De verkrijgbare dikte is ook iets
groter. Een nadeel is dat er zachte plekken in zitten en dat de schollen, waarin het
materiaal in de bodem gevonden wordt, een onregelmatige vorm hebben. De
steen is niet erg goed bestand tegen verwering. In het eerste lid van de toren zijn
de rechte dagkanten van cle boogopeningen er onder meer van gemaakt. Ook zijn
treden in het onderste deel van de beide wenteltrappen ervan gehouwen.
In de loop van de tweede helft van de 15de eeuw komt in zuidwestelijk
29