Nederland en zelfs in Vlaanderen de Bentheimer zandsteen in gebruik. Die wordt gewonnen enkele kilometers over de huidige Nederlands-Duitse grens achter Oldenzaal in het toen nog Nederlandstalige graafschap Bentheim. De steen kan in veel grotere dikten verkregen worden dan de Ledesteen, is goed te bewerken, gelijkmatig en weervast. De steen is lichtgeel maar bevat veel ijzerverbindingen, die soms duidelijk als bruine aders te herkennen zijn maar ook aan de buitenkant grijs verweren. Het vervoer van Bentheimer steen was gecompliceerd. Van de groeve bij het plaatsje Gildehaus werd het materiaal in blokken naar een plaats aan de Overijsselse Vecht gebracht. Daarna ging de tocht per schip over de water- arme Vecht tot Hasselt of Zwolle, dan over de Zuiderzee, vermoedelijk de Utrechtse Vecht en de Lek en daarna over de Zuidhollandse en Zeeuwse wateren. De Bentheimer is aan de Sint Lievenstoren gebruikt boven de plinten, in het begin nog samen met de Ledesteen. Naar boven toe is voor geprofileerde onderdelen vrijwel uitsluitend nog Bentheimer gebruikt (afb. 5). Voor de trappen in beide traptorens tussen ongeveer de vijftigste en vijfenzeven tigste trede en vanaf even onder de honderdste trede tot de 278ste bovenaan is een blauwe kolenkalksteen gebruikt, afkomstig uit de Henegouwse groeven van Ecaussinnes, Feluy en Arquennes, gelegen in de buurt van Bergen (Mons). De steen stond oorspronkelijk bekend als blauwe arduin of Escosijnse steen (afb. 6). Wij noemen die in Nederland tegenwoordig hardsteen. Vroeger werd evenwel alle bewerkte natuursteen hardsteen genoemd. De geprofileerde dagkanten van de ingang aan de westzijde en de plintbanden Zijn gemaakt van een hardsteen, die iets lichter is dan de Escosijnse (afb. 7). Die komt uit de groeven van Soignies en is aan het einde van de 19de eeuw gebruikt ter vervanging van verweerde Leclesteen. Hier en daar zijn door de beitelslag heen nog de puntjes te herkennen van de boucha rel hamer, waarmee het materiaal werd voorbewerkt. Dat gereedschap wordt in onze streken eerst sedert de 19de eeuw gebruikt. 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1995 | | pagina 33