Toen cle toren in de periode van 1957 tot 1973 gerestaureerd, werd, was het niet
toegestaan zandsteen te verwerken in verband met het ontstaan van silicose (stof-
longen) bij steenhouwers. Als vervangend materiaal is toen de zeer weervaste
bazaltlava gekozen, een vulkanisch gesteente, dat donkergrijs is en hard afsteekt
tegen de lichter grijze Bentheimer zandsteen, die hij vervangt (afb. 1 en 8). Bij de
Gobertanger en Ledesteen, waarmee de Bentheimer oorspronkelijk in harmonie
was, steekt de bazaltlava schril af.
De vormgeving van de toren
Th. Haakma Wagenaar heeft zich in zijn artikel van '1971 uitvoerig uitgesproken
over de vormgeving van de opvolgende vertegenwoordigers van het geslacht
Keldermans. Wij willen er hier op wijzen, dat vorm en gebruikte natuursteen
soorten hand in hand gaan. In een harde steensoort als de Gobertanger zijn geen
fijne profielen voor vensterdagkanten of steunberen te hakken, laat staan gemodel
leerde pinakels met hogels en kruisbloemen te maken. Ook de blauwe hardsteen,
zoals die in het laatste kwart van de 15de eeuw werd gewonnen, leende zich niet
goed voor deze doeleinden. Pas tegen 1500 schijnen cle groeven in Henegouwen
een fijnere en regelmatiger steen geleverd te hebben. Daarvan werden de treden in
het bovenste deel van de traptorens gemaakt. Na 1500 zijn er aan andere
gebouwen ook geprofileerde en gemodelleerde onderdelen van Escosijnse steen
toegepast. Van Ledesteen werden aan de Sint Lievenstoren de basementen onder
de profielen op straathoogte gemaakt. Tussen de profielen van Ledesteen zijn al
vlak boven de straat gemodelleerde onderdelen in Bentheimer te vinden.
Een bijzonder element vormen de vensters in het eerste lid ter weerszijden van de
traptorens aan de zuid- en noordzijde (afb. 9). Daarvan zijn de dagkanten schuin
Afb. 9. Scheefgetrokken venster naast t raptoren
aan znidzi/cle.
33