geplaatst, zó dat het verticale vlak dwars door het midden van een venster loopt, niet haaks op het gevelvlak staat maar iets naar het centrum van de toren gericht is. Dat betekent dat het vlak naast de opening aan de zijde, die het verst van de traptoren is, schuin loopt maar aan de zijde van de traptoren haaks op het gevel vlak staat. In de spitsboog boven het venster verloopt de schuinte van de boog dus. Dat was voor degene, die de mallen voor het steenhouwwerk maakte en voor de steenhouwer een ingewikkeld karwei. Opvallend is, dat deze vensters geheel in Bentheimer zandsteen zijn uitgevoerd. Bewerking en transport van natuursteen In de werkplaatsen bij de groeven werd de steen bewerkt, vaak naar de mallen, die door de opdrachtgever of de bouwmeester geleverd werden. Dat was zowel in Gildehaus als in Ecaussinnes het geval. Ledesteen werd ook wel in de buurt van de vindplaatsen bewerkt, maar Gobertanger werd slechts aan één kant vlak gemaakt en verder wat rechthoekig gefatsoeneerd en vervolgens per wagenvracht (een voer) verhandeld. Er zijn maar een paar bouwwerken in de buurt van de vindplaatsen bekend waar de Gobertanger ook voor geprofileerd werk is ge bruikt. In Henegouwen was de taak van groevemeester het uitbreken, bewerken en leve ren van steen aan de bouwplaatsen. Bijgevolg was er - gelijk in de Bentheimer groeven - een tweeledigheid in dit beroep: de tweespalt ambachtsman-koopman valt onmiddellijk op. Dat uitte zich in een dubbele aanduiding. Deze mannen wer den "steenkoopman" of "groevemeester" genoemd. De eerste benaming schijnt meer gebruikt te zijn, zoals blijkt uit de redactie van kwitanties, ontvangstbewijzen en dergelijke. Het commerciële aspect van de functie prevaleert in die gevallen natuurlijk. Daartegenover staat, dat op lokaal niveau in rekeningboeken en derge lijke de aanduiding "maïtre de carrière(s)" werd gebruikt. Ook werden deze groevemeesters soms te hulp geroepen bij architectonisch-ambachtelijke adviezen. De familie De Prince uit Ecaussinnes was één van die geslachten. In 1509 reisde Oele Willemsz van Middelburg naar Erckene (Arquennes), waar men de blauwe steen voor de nieuwe toren van het stadhuis van Middelburg gereed maakte, om aan te dringen op spoed bij de leverantie. Heynric van de Eycke reisde in 1511 naar Mechelen en was er 42 dagen om meester Anthonis Keldermans bij te staan bij het maken van de barderen" (mallen) voor de stad huistoren en het besteden van onderdelen in blauwe steen in de groeven. In het volgende jaar sprak hij onder meer in Brussel met Pieter cle Prince over de leve ranties, met name van stenen goten. Leveranties van gereedgemaakte blauwstenen onderdelen uit Henegouwen zijn onder meer bekend uit Breda, Delft, Alkmaar, Egmond en Zierikzee. Uit dit alles blijkt, dat klaargemaakte onderdelen van natuursteen voor een gebouw over grote afstanden vervoerd werden, soms wel over 250 kilometer. Het bouwbedrijf was toen, juist zoals nu, sterk afhankelijk van de toelevering van onderdelen, clie el ders werden gereedgemaakt. Dat geldt trouwens ook voor onderdelen van hout". De Kelclermansen als steenleveranciers De 15de-eeuwse vertegenwoordigers van het geslacht Keldermans beoefenden zowel het vak van steen- en beeldhouwer als dat van steenleverancier. Ook waren zij betrokken bij het ontwerpen van gebouwen. Er was vaak geen strenge schei ding tussen de verschillende activiteiten. 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1995 | | pagina 36