Soms zijn er in één gedeelte van een bouwwerk verschillende groevemerken waar
te nemen, hetgeen inhoudt, dat een opdracht werd verdeeld over meer groeve-
meesters. Dit wordt bevestigd door een post in de rekeningen van de Sint
Salvatorskerk te Brugge uit 1492: "Item betaelt. Pieter de la Roke met zijne mede-
gheselle coop lieden van Scaersynes van twee pijllaren, elcken pillaer van 10 voeten
hoogbe...". In 1483 werd voor hetzelfde bouwwerk door drie verschillende leve
ranciers blauwe steen geleverd.
Merken op de wenteltrappen
In afb.12 zijn schematisch weergegeven de 278 treden van beide wenteltrappen
en de vijf verschillende merken, die op de spil van de treden zijn gehakt, door
ons ZRZIM 1 t/m 5 genummerd (afb. 13). In het onderste deel zijn sterk verweerde
treden van Ledesteen zonder merken. Dan volgt een deel van blauwe steen, waar
op twee typen pijlvormige merken staan. Hierop volgt weer een aantal Lede
stenen treden, waarna verder de beide trappen geheel van Escosijnse steen zijn
gemaakt. De honderdste trede 100 in de zuidelijk trap is voorzien van een C, het
teken voor 100. In de zuidelijke toren is tot het bordes bij trede '137 twee maal
met een gestileerde steenhouwershamer gemerkt (afb. 13). In de noordelijke trap
komt dat merk ook twee maal voor, even boven het bordes op dezelfde hoogte.
In het volgende deel van beide trappen komt ieder één keer het merk van de
groevebaas Nopère voor, gevolgd door veel treden met het pijlvormige merk. In
het bovenste deel van beide wenteltrappen komt uitsluitend het merk van De
Prince voor. Het valt op dat de bewerking van deze groepen treden veel nauw
keuriger is dan van de werkstukken van de voorgaande leveranciers. Het werk
van de leden van de familie De Prince staat bekend als zeer goed afgewerkt.
ZR4LM 4
C
Aft. '13Overzicht van groevemerken in
de beide traptorens.
39