Het merk met de steenhouwershamer is bekend van omstreeks '1460 in de Onze
Lieve Vrouwetoren in Antwerpen en uit de Sainte Waudrukerk te Mons uit de
tweede helft van de 15de eeuw, Het pijlmerk is bekend uit de Sint Romboutstoren
te Mechelen uit de periode 1474-1498, de kerk van Aarschot (ca. 1500) en het
Vleeshuis in Antwerpen (1501-1504).
Conclusies
Met behulp van het gebruik van verschillende bouwmaterialen, de leveranciers-
merken op de treden van de beicle wenteltrappen en de steenhouwersmerken op
de Bentheimer zandsteen kan worden geconcludeerd dat het bouwen van de
toren boven de grond omstreeks 1480 is aangevangen. Men gebruikte eerst in
hoofdzaak Ledesteen voor bewerkte onderdelen. Tussen 1490 en 1500 was men,
ook gebruikmakend van Bentheimer zandsteen en Escosijnse steen, tot trede 137
op de hoogte van de kruin van het nooit aangebrachte gewelf boven de toegangs
hal gevorderd. Daar ligt de scheiding tussen het eerste en twee lid van de toren.
Daarboven is voor geprofileerde delen vrijwel uitsluitend Bentheimer zandsteen
gebruikt. Omstreeks '1510 zal De Prince de laatste Escosijnse treden voor de toren
geleverd hebben en werd de huidige hoogte bereikt.
Literatuur
Th. Haakma Wagenaar, Het voltooiingsontwerp voor de Sint-Lievens Monstertoren
te Zierikzee, in: Bulletin K.N.O.B. 1971, 31-37.
A. Slinger, H. Janse en G. Berends, Natuursteen in MonumentenZeist/Baarn
1980.
J. H. van Mosselveld (eindrecl.), Keldermans. Een architectonisch netwerk in de
Nederlanden's-Gravenhage/Bergen op Zoom 1987.
H. Janse en D. J. de Vries, Werk en merk van de steenhouwer. Het steenhouwers-
ambacht in de Nederlanden voor 1800Zwolle/Zeist 1991.
H. Janse, Steenmerken, in: Restauratievademecum RVblacl Merk op natuursteen 01
(1992). Uitgave Sdu uitgeverij, 's-Gravenhage en Rijksdienst voor de Monumen
tenzorg, Zeist.
Noten
1 Over de geschiedenis van de kerk leze men: A. H. H. Bonekamp, Bronnen voor de bouwgeschiede
nis van de voormalige Sint-Lievens Monsterkerk te Zierikzee, in: Bulletin K.N.O.B. 1971, 38-43; J. F.
van Agt, Een centraalbouw naar Akens model in Zierikzee?, in: Bulletin K.N.O.B. 1971, 44-48; H.
Halbertsma, De vermeende centraalbouw der Sint-Lievenskerk te Zierikzee, in: Kroniek van hel land
van de zeemeermin 9 (1984), 39-54. Opgemerkt zij dat het idee van een centraalbouw al werd geop
perd in: H. Janse, Kerken en torens in ZeelandZaitbommel 1,969. Van Agt vermeldt dat niet.
2. H. Janse, De Sint-Catharijnekerk te Den Briel, in: Bulletin K.N.O.B. 1965, 96-108.
3. Voor de verklaring van vaktermen verwijzen wij naar: E. J. Haslingbuis, Bouwkundige termen.
Verklarend woordenboek der westerse architectuurgeschiedenis. Tweede druk, Utrecht 1986.
•i. H. Janse, Houten kappen in Nederland 1000-1940. Delft/Zeist 1989, p. 19, 29.
5. Onder handmerk wordt verstaan een merk, dat een persoon onder een overeenkomst of ander
document plaatste, zoals later een handtekening wordt gebruikt. I-Iet is bekend, dat in de l6de
eeuw men wel een handtekening had, maar dat zij die niet schrijven konden een merk zetten.
6. J.-L. Van Belle. L'induslrie de la pierre en Wallonië (xvte-xvtte s.J. Geinbloux 1976; L. Jous,
Contribution a Fhistoire des maïtres de carrières Écaussinnois, in: Ac/es du Collogue international de
Mons 28-29 avril 1979, Centre de Recherches Glyptographiques, Braine-le-Chateau, 241-281.
Foto's en tekeningen II. Janse 1995 tn.u.v. qfb. 1.