westelijke richting waardoor de betreffende toren circa 40 cm. in die richting
overhelt. Hierdoor vertoont de westgevel een flinke knik, waarvan de kniklijn
zich aftekent ter hoogte van de eerste verdiepingvloer en ter plaatse van de in
het muurwerk opgenomen rookkanalen. Door de zetting is waarschijnlijk de
sluitmuur tussen de torens dermate ontzet, dat zij niet kon worden gehandhaafd
en vervangen moest worden door een nieuwe muur. Deze nieuwe muur is aan
de buitenzijde vóór de plaats van de oude muur opgemetseld in een roodbruine
steen in vechtformaat steenmaat 21x10, 5x4,5 cm.), een steensoort welke even
eens is gebruikt voor het'liefstei- vali "cle "gevels,die door de zetting schade heb
ben opgelopen.
Van de oude sluitmuur is alleen de poortboog nog aanwezig en op de beide ver
diepingen zijn de breuklijnen en aanzetten van vensternissen nog waar te nemen.
Eén van de maatregelen welke indertijd zijn genomen om verdere zetting te
voorkomen is het aanbrengen van zware trekankers direct achter de nieuwe sluit
muur en ter hoogte van elke verdiepingvloer. Deze ankers zijn in de toren
ruimten voorzien van haken en ogen, die in elkaar grijpen om het inbrengen te
vergema kkeli jken
Op beide verdiepingen zijn in verband met de zetting nog meerdere sporen waar
te nemen, bijvoorbeeld door de aanlassing van moerbinten ter plaatse van de
oplegging in de muren. In één der laseinclen is het jaartal 1632.gebeiteld, wat een
vingerwijzing kan zijn naar de tijd waarin de problemen zich hebben voorge
daan. De zolderbalklaag was eveneens uit de muur gekomen, dit euvel werd
ondervangen door het aanbrengen van een zware balkconstructie op de zolder
vloer. Vanwege de slechte staat van deze constructie, is deze bij de restauratie
komen te vervallen en is het geheel vervangen door een nieuwe balklaag. Op de
tweede verdieping zijn de in die tijd vernieuwde muurstijlen onder de moer
binten aan de westzijde tegen de muur geplaatst en niet in de daarvoor bestemde
uitsparingen in het metselwerk. Deze uitsparingen zijn met een afwijkende steen
soort dichtgemetseld.
Met het slopen van .de oude tussenmuur is zeer waarschijnlijk ook het valhek en
de hierbij behorende takelconstructie afgevoerd. Een dergelijke extra afsluiting
was in feite overbodig geworden, daar de poort zijn oorspronkelijke functie van
verdedigingswerk had verloren. Dit laatste is waarschijnlijk ook de reden geweest
om de kleine licht- en schietopeningen niet meer in de nieuwe muur aan te
brengen, maar te vervangen door het thans bestaande deurkozijn, om het inbren
gen van goederen te vergemakkelijken. De boven'dit kozijn aangebrachte hijs-
balk doet dit laatste vermoeden.
De vloer van de eerste verdieping moet eveneens zijn aangebracht na de sloop
van de oude muur, daar de vloerdelen doorliepen tot de nieuwe muur. Als
bijzonderheid kan nog worden vermeld, dat de vloerdelen op de onderliggende
balklaag waren bevestigd met houten nagels in plaats van de meer voorkomende
gesmede nagels. Deze constructie is ook toegepast bij de vloeren in de torenka
mers. In alle gevallen kan worden vastgesteld, dat. de genomen maatregelen
afdoende zijn geweest, daar verder overhellen van de toren is uitgebleven.
Tijdens de restauratie is ook een onderzoek ingesteld naar de fundering van de
vroegere stadsmuren en de aansluiting daarvan tegen het poortgebouw. Hierbij is
aan het licht gekomen dat de muren gefundeerd zijn geweest op paalfunderingen
van circa 1,20 m in het vierkant en met onderlinge afstanden van ongeveer 2 m.
De afstand tussen de fundaties wordt overbrugd met zogenaamde spaarbögen.