scherming kon zonodig aan de buitenzijde van de deuren op een afstand van on
geveer 1,40 m een valhek worden neergelaten, waarvan de bediening op de ver
dieping was gelegen. De gleuven van de geleiding zijn nog in het muurwerk
waar te nemen. De poortdoorgang is overwelfd met twee kruisgewelven, waar
van de gewelfbogen rusten op kraagstenen van zogenaamde Doornikse steen.
Eventuele laatkomers werden na sluiting van de poort soms binnengelaten via
een kleine deuropening in één der poortdeuren, het zogenaamde klinket. Voor
personen met een flinke omvang moet dit, gezien de geringe opening, een zware
opgave zijn geweest, maar voor de poortwachter zal het zeker gemakkelijk zijn
geweest om eventueel ongewenst bezoek alsnog in de kraag te grijpen. De klei
ne deur is voorzien van een flink uit de kluiten gewassen grendelslot en een
aantal zware grendels.
De eerste verdieping
De in de oost- en westgevel gelegen deuropeningen geven toegang tot de stenen
wenteltrappen, welke bekleed zijn met houten treden. Via deze trappen kunnen
beide verdiepingen worden bereikt, terwijl de westelijk gelegen trap tevens toe
gang geeft tot de zolderruimten. Halverwege de trapopgang, tussen de begane
grond en de eerste verdieping bevindt zich een bordes van waaruit men toegang
had tot de weermuur.
De eerste verdieping bestaat uit een bijna vierkante ruimte en is voorzien van
een eenvoudige stookplaats tegen de oostwand. In de westwand bevindt zich
een nis met de restanten van wat eens een soort uitstortgootsteen moet zijn
geweest, welke voorzien was van een opening in de gevel, zodat het afgewerkte
water afgevoerd kon worden in de gracht. De zolderbalklaag is samengesteld uit
twee zware moerbinten en een aantal balken van geringere afmeting. De ruimte
landzijde
le Verdieping
46