De hoogte van de zware onderspanten bedraagt ongeveer eenderde van de spits-
hoogte. Ook de sporen lopen tot deze hoogte en worden dan opnieuw verdeeld.
Door deze onderbrekingen is een min of meer kwetsbare plek ontstaan, met als
resultaat, dat de spitsen op die plaats een vrij sterke knik vertonen. De oorzaak
van deze knikvorming kan worden toegeschreven aan de zeer grote spanningen,
die de kapconstructie te verduren heeft, vooral in de zomermaanden. Bij hoge
temperaturen, die in de kapconstructie ontstaan, gecombineerd met plotselinge
afkoeling, door regen of onweersbuien, treden enorme spanningen op in de
constructie, wat krom trekken tot gevolg heeft. Eenzelfde verschijnsel doet zich
voor bij gemetselde schoorsteen kanalen, welke na verloop van tijd eveneens
krom trekken. De meest holle zijden zijn gelegen aan de zuidwestzijde van de
spitsen, omdat vanuit deze richting de hoogste temperaturen zijn te verwachten,
maar ook de meeste regenbuien.
In de loop der jaren zijn aan de kapconstructies van de spitsen, met name aan de
dakvoeten, diverse veranderingen aangebracht, echter de aanleiding hiervoor is
niet heel duidelijk. De torenruimten onder de spitsen zijn voorzien van een aantal
schiet- en lichtopeningen, naar voorbeeld van de onderliggende torenkamers.
De omloop tussen beide torenlichamen biedt een prachtig uitzicht over de om
geving. Deze hoog gelegen uitkijkpost zal zeker in het verleden zijn nut hebben
bewezen bij de verdediging van de stad.
De restauratiewerkzaamheden in het algemeen
In januari 1973 werd begonnen met het restaureren van de kapconstructies en de
bijbehorende dakbedekkingen. Door jarenlang optredende lekkages verkeerden
vooral de dakvoeten in een slechte staat. Talrijke onderdelen van het muurrooster
waren ingerot of zelfs helemaal verdwenen, zodat vernieuwing op grote schaal
moest plaats vinden. Ook het direkt onder de dakvoet gelegen metselwerk was er
slecht aan toe en moest voor een groot deel opnieuw worden opgemetseld. Dit
gold zowel voor de dakvoeten van het hoofdgebouw als voor die van beide
torenspitsen. Van alle dakvlakken is de aanwezige bebording verwijderd en ver
vangen door een nieuwe bebording van vurenhout. Het geheel is daarna voorzien
van een nieuwe leibedekking van engelse leien (gewonnen in Engeland) en zoals
gebruikelijk in deze streken in een Maasdekking uitgevoerd. Maasdekking geeft
het verband en het patroon aan waarin de leien worden aangebracht. De werk
zaamheden aan de bekappingen zijn gereed gekomen medio 1975.
Hoewel een ieder de noodzaak inzag van een totale restauratiebeurt voor het
gehele gebouw, moest door het uitblijven van subsidietoezeggingen het werk
voor onbepaalde tijd worden stilgelegd. Alle bouwketen en materiaal werden af
gevoerd. De onderbreking heeft geduurd tot februari 1977. Toen is verder gegaan
met de werkzaamheden, met als uitgangspunt, dat in eerste instantie de restau
ratie van het exterieur ter hand zou worden genomen. Het grootste deel van de
werkzaamheden werd in beslag genomen door herstel aan het metselwerk. Alle
aan het poortgebouw voorkomende metselwerk is van oorsprong uitgevoerd in
een rode baksteen van formaat 7x14x28 cm, zogenaamde moppen en dit met een
veelvuldige toepassing van groen geglazuurde steenkoppen en in mindere mate
met toepassing van natuursteen in de soorten Gobertange. Doornikse steen en
hardsteen. Het metselwerk van beide torenlichamen is uitgevoerd in zogenaamd
Vlaams verband, ook wel kop-strek verband genoemd.