Luchtfoto Prunje met eendenkooi. (1942) (coll. T. IV". RosmolenZierikzee) vormen. Ze waren evenals de wegen nog helemaal gebaseerd op het oude kre kenpatroon. Omstreeks 1600 was na het weggraven van het veen een ontoegankelijke, zeer waterrijke wildernis ontstaan. Gemoerde percelen groeiden door watererosie snel aaneen, 's Winters veranderde het lage land in een groot en ondiep binnenmeer, dat slechts per schuit toegankelijk was. Heel Schouwen was toen veel natter dan in de huidige situatie. Het verkeer met landbouwproducten van de verschillende dorpen naar de weekmarkt in Zierikzee verliep per schuit, die werd geboomd. Bij de aanleg van de daartoe gegraven vaarten is gebruik gemaakt van de aanwezige kreken en plassen. Zo volgde de Serooskerkse Vaart in oostwaartse richting de lage kreekbedding van de Gravelinge, terwijl de Slikvaart met de op komst van Ellemeet na 1650 dwars door de moer werd aangelegd. De Slikvaart takte ter hoogte van Moriaanshoofd aan op de Serooskerkse Vaart. Moriaans- hoofd was een knooppunt van vaarwegen en heeft daar wellicht zijn ontstaan aan te danken. Er was mogelijk een herberg, waar een moriaan (neger) op het uithangbord stond. Op deze vaarten speelde zich tot in de negentiende eeuw een groot deel van het verkeer af. (On)verharde wegen werden in de moer pas belangrijk toen later het lage land geleidelijk werd drooggelegd. De huidige Slikweg volgt grotendeels het oude tracé van de vroegere Slikvaart. Vaart en weg liepen tot cle watersnoodramp van '1953 broederlijk naast elkaar. Na de ramp is de vaart verdwenen. 's Zomers zakte het grondwaterpeil en kwamen delen van het gebied droog te liggen. Zo lag het winterpeil in 1839 circa 1,60 meter (65 duim) boven het zomer- peil. In 1841 en 1845 bedroeg dit verschil zelfs 2,10 respectievelijk 2,25 meter. De drooggevallen gebieden leverden hooi, dat per schuit werd afgevoerd. Er bleef in de Prunje en omgeving dermate veel water staan, dat de schuit (op Schouwen kloetschuit genoemd) ook 's zomers het enige vervoermiddel in het gebied was. Op de kaart van De Kanter uit 1748 is goed te zien dat de Prunje destijds in de winter voor een groot deel onder water stond. 90

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1995 | | pagina 92