enigszins werd drooggelegd (I-lekker 1985), verscheen een boederijtype dat
karakteristiek was voor de Prunje en omstreken: de Schouwse Stolp. Deze boer
derijen hadden dezelfde hoofdopzet als de Noordhollandse stolp. Ze zijn vierkant
van vorm met een hoog, pyramidevormig dak. De gebouwen bevatten een
woning, ruimte voor het vee, een dorsvloer, hooitas en karnhuis. Om de 'stolpe'
lag een lage kade om het water 's winters te keren. Na de komst van het stoom
gemaal in 1876 was ook akkerbouw mogelijk en werden de boerderijen aange
past. Deze aanpassingen bleken op den duur niet te voldoen, waardoor de stol
pen het veld moesten ruimen voor moderner bedrijfsgebouwen. In de periode
kort na de ramp van 1953 verdween het laatste exemplaar.
Het verzoek tot het afkaden van de moerlanden van de overige gronden is dooi
de Staten goedgekeurd, waarna men met de uitvoering begonnen is. iMen had
dus toen reeds (1630) het voornemen, om door bemaling een veel grotere
oppeniakte op lager peil te brengen, dan later met hel zogenaamde Prunje-
bevang plaats had en heden ten dage nog heeft. Het afkaden van deze gebieden
is trouwens niet voltooid.
De ontwatering van Schouwen ging gepaard met de nodige verwarring en belan
gentegenstellingen. De regenten in Zierikzee wilden de polder bemalen, terwijl
de 'landzaten' of boeren dikwijls aandrongen op het beëindigen van de bema
ling, dit in verband met de toenemende verzilting. Het zoete oppervlaktewater
werd immers weggemalen, waardoor het zilte grondwater omhoog kon komen.
Vanwege deze verzilting werden de in 1686 geplaatste watermolens in 1749 op
nieuw stilgezet, omdat de dijkgraven en gezworenen de natuurlijke lozing door
sluizen voldoende vonden. Rond 1800 stond alles in de winter weer onder water.
In de jaren dertig van de negentiende eeuw komen steeds meer klachten over
wateroverlast. Nog maar drie van de vijf sluizen werkten. De Prommelsluis zou te
hoog zijn gelegd, terwijl een van de drie nog goede sluizen (de Flaauwerssluis)
ineen dreigde te storten.
Daarom wordt in 1839 besloten de suatie te verbeteren. Bovendien wordt door
aanleg van een kade een afscheiding gemaakt tussen het hoger en lager gelegen
deel van Schouwen. Men poogt vooral 'om den beldagenswaardigen toestand
van Schouwen in betrekking tot de suatie vooral van het lage gedeelte te verbe
teren'. Ook hier is sprake van belangentegenstellingen. De afscheiding van het
lage land was de eerste rationele stap tot "verbetering van den inwendigen wa
terstand". waarop later het stoomgemaal is gevolgd.
Badon Ghyben, ingenieur bij Rijkswaterstaat, beeft een belangrijke rol gespeeld
bij de verbetering van de afwatering op Schouwen. Hei project tol verbetering van
de suatie en de ontlasting van water van de polder Schouwen (voorstel 1843)
bestond uit een afscheiding of om ringing der lage landen in het bin nenste des pol
dersdoor middel van eene kade of hoogen weg tot 30 d 40 duim boven het win-
terpeil, met het graven van eene geschikte waterleiding langs de buitenzijde.
Tevens werden maatregelen genomen om de toevoer van het water naar de
sluizen te bevorderen en werd een tweede watermolen gemaakt (Fokker).
De situatie veranderde drastisch met de komst van het stoomgemaal (1 maart
1877), die beter dan alle molens met elkaar het polderwater kon verwerken. Het
gemaal heeft het lage land drooggelegd en de grond waarde gegeven. Weiland
veranderde in bouwland en het isolement werd opgeheven. Hoewel ook in het
92