begin van deze eeuw 's winters nog regelmatig hoge waterstanden voorkwamen, werden de vogels met het in cultuur brengen van de grond uit het lage land ver dreven. De vernieuwde afwatering had echter als nadeel dat door de sterk verlaagde pei len de zoute kwel uit de ondergrond toenam, meer nog dan bij de introductie van de watermolens. Hierdoor werd het Prunjegebied zilter en de watergangen brak. Het zoutgehalte van de waterlopen schommelde met de seizoenen en was :s winters lager dan 's zomers. De boeren rukten steeds verder op naar de kern van het gebied. Men probeerde eind vorige eeuw ook het natste deel voor land bouw te gebruiken. Uiteindelijk moest men deze gebieden echter weer verlaten, omdat ze niet rendabel konden worden gemaakt (mondelinge mededeling S. Rosmolen, oud-kooiker Ellemeet). Het is nog van belang te wijzen op de afwatering van de inlagen. In het alge meen maakte men in de inlaagdijk een duiker, die overtollig water doorliet naar de achterliggende polder. In de polder werd het water vervolgens via vaarten naar de uitwateringssluizen afgevoerd. De situatie van de Flaauwers, Wevers en voormalige Heertjes Inlaag verschilde van het bovengeschetste beeld. Door de komst van 's lands grote watermolen en later het stoomgemaal werden de inlagen als boezem gebruikt in situaties dat de eb niet laag genoeg kwam voor de natuurlijke lozing. Het water werd op de Oosterschelde geloosd via eb- sluizen. Regelmatige doorspoeling in de inlagen zorgde voor een goede water kwaliteit. Men sloeg tevens polderwater op in de spuiboezem (1840) bij het gemaal. Samenvattend kan worden gesteld dat er in de geschiedenis van de afwatering van het gebied geregeld conflicten waren tussen de regenten in Zierikzee en de boeren. De boeren maakten hun eigen kleine bemalingseenheden, waardoor het gebied niet door enkele grote watermolens kon worden drooggemalen. Rondom de percelen lagen immers stuwen, dammetjes etc., zodat de waterafvoer erg veel weerstand ondervond. De boeren wilden trouwens, in tegenstelling tot de regen ten, geen verdergaande ontwatering, omdat ze bevreesd waren voor verzilting. coll. Streekarchivariacii Schouwen-Duivelanci) bemaling eau polder Schouwen door moten en stoomgemaal nabij Flaauwers. Oude en nieuwe 9.3

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1995 | | pagina 95