waardoor het belang ervan zonder nadere toelichting alleen deskundigen aan spreekt. Toch blijkt steeds meer dat ook archeologische monumenten - en dan vooral na een vondst, een opgraving, een restauratie of een landschappelijke inrichting - kunnen gaan 'leven' voor bestuurders en particulieren. Het beheer van het archeologische en erfgoed als bron van kennis en cultuurbe leving noemen we archeologische monumentenzorg. Het doel ervan is primair het behoud van het archeologische deel van het culturele erfgoed in situ, dat wil zeggen in het bodemarchief, de plaats waar het al eeuwenlang toegedekt heeft gelegen. Als dat bewaren niet meer mogelijk is, moet er in ieder geval voor wor den gezorgd dat de informatie die in de bodem zit, behouden blijft door die er uit te halen door middel van een opgraving. De Monumentenwet1 Een gedeelte van de Monumentenwet 1988 gaat over de archeologische monu mentenzorg. Een belangrijk principe dat in deze wet is vastgelegd, is dat je niet zomaar aan een opgraving mag beginnen. Sterker nog, volgens de wet is ieder een strafbaar die graaft met het oogmerk oudheidkundige vondsten te doen en hiertoe niet door de Minister is gemachtigd. Deze bepaling geldt voor heel Nederland, zowel onder water als op het land, en betreft zowel particulieren als instellingen. Opgraven mag alleen met een vergunning van de minister van OC en W. Over een dergelijke opgravingsbevoegdheid beschikken de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, de universiteiten van Amsterdam, Groningen, Leiden en Nijmegen, en een aantal gemeenten. In overleg met de provinciaal of gemeente lijk archeoloog kunnen amateur-archeologen soms kleinschalig noodonderzoek verrichten of assisteren bij een grotere opgraving. Ook kunnen ze behulpzaam zijn bij het archeologisch in kaart brengen van gebieden. Melding en misverstanden De wet verplicht vondsten van oudheidkundige betekenis te melden. Dit kan direct bij de ROB (de provinciaal archeoloog), of indirect via de plaatselijke amateurvereniging. Van betekenis is ook de rol van de 'correspondent ROB', die vondsten of gegevens bijeenbrengt en doorgeeft aan de provinciaal archeoloog. Op Schouwen-Duiveland is de Werkgroep Archeologie Schouwen-Duiveland actief. Zij is voortgekomen uit de Werkgroep Stadsarcheologie Zierikzee en heeft in 1995 haar werkterrein uitgebreid tot geheel Schouwen-Duiveland. In deze werkgroep hebben zitting vertegenwoordigers van de gemeenten, de Vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland, een ROB-correspondent. de streekarchi varis en de provinciaal archeoloog. Aan deze werkgroep is een aantal actieve amateur-archeologen verbonden. Vondsten worden door de ROB opgenomen in de nationale archeologische databank (ARCHIS). Daarin zitten gegevens over alle tot nu toe bekende archeologische vindplaatsen in Nederland. Deze informatie kan door middel van een Geografisch Informatie Systeem (GIS) worden gekop peld aan onder andere de topografische kaart, de bodemkaart en de geomorfolo- gische kaart, die de vormen in het landschap afbeeldt. Op deze manier kunnen bijvoorbeeld heel snel archeologische verspreidingskaarten van een bepaald gebied worden gemaakt zoals de kaart van Schouwen-Duiveland met daarop alle plekken waar archeologische vondsten zijn gedaan (Afb. 1). 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1995 | | pagina 9