3. Zie Q.J. Munters, Door wie worden de Zeeuwse gemeenten eigenlijk bestuurd?, in: Zeeuws
Tijdschriftjaargang 44, no. 2 (1994), p. 43-46.
4. Wellicht ten overvloede wijs ik er op dat de rol van de boeren in het bestuur van hun eigen
belangenorganisaties hier onbesproken blijft. Als zodanig heb ik gemakshalve - maar strikt geno
men niet helemaal terecht - ook de Schouwse en Duivelandse polders en waterschappen opgevat.
Zie voor de dominante rol van de boeren in de besturen daarvan: H. Uil, Polder- en waterschaps
besturen op Schouwen-Duiveland; van diversiteit naar eenheid, in: Kroniek van het land van de
zeemeermin (Schouwen-Duiveland) 1996Zierikzee 1996, p. 7-44.
5. Zie o.a. Q.J. Munters, Minder boeren in Zeeuwse raden: opmars van nieuwe bestuurlijke elite, in:
PZCvax\ 8 mei 1990; ook: Pas gekozen colleges weerspiegelen nieuwe bestuurslaag in Zeeland, in
PZC van 16 april 1994.
6. Vgl. het rapport van hei Nederlands Christelijk Werkgeversverbond NCW, Een democratie van
ambtenaren en leraren's-Gravenhage 1993; Q.J. Munters, Een halve eeuw ontmanteling van loka
le boerenmacht. Boeren in de Drentse gemeenteraden sinds de Tweede Wereldoorlog, in: J.
Bieleman (eindred.), Boerenlandschap in beweging. Anderhalve eeuw boerenbedrijf in Drenthe en
het Drents Landbouw GenootschapGroningen 1994. p. 173-186; Q.J. Munters, Het einde van de
boerenstand als maatschappelijke bovenlaag op het Gelderse platteland, in: J. Bieleman (eindred.),
Anderhalve eeuw Gelderse landbouw. De geschiedenis van de Geldeische Maatschappij van
Landbouw en bet Gelderse platteland, Groningen 1995, p. 421-440.
98