met de redacteur van de Zierikzeesche Nieuwsbode. Zij beloven binnen de gren zen van het welgevoegelijke te blijven, mits zij een zeker mate van vrijheid voor de vorm en inhoud van hun samenspraak krijgen. In de Zierikzeesche Nieuwsbode van 1 maart 1929 verschijnt de tweede afleve ring van hun "Buurpraetje". Zij praten over de actuele zaken van hun tijd: over de lage opbrengst van het slachtvee, de toenemende snoeplust, de moderne kle ding en meubilering, de opkomst van de auto en de radio en over het moderne leven met het dansen door jong en oud. Wat de reden mag zijn geweest, Tonis en Maerte houden slechts een tweetal "Buurpraetjes". Bij het doorlezen van de jaargangen 1929 en 1930 van de Zierikzeesche Nieuwsbode komt men geen enkele aflevering meer tegen. Mogelijk zijn zij toch met de problemen van het schrijven in de streektaal gecon fronteerd en hebben zij de pen terzijde gelegd. Wie was Kees Kollenaer? Werd bij het vaststellen van de identiteit van Kees Kollenaer aanvankelijk gedacht aan Johannes Pieter Paulusse, van 1916 tot 1929 hoofdonderwijzer te Renesse. In de Kroniek van het land van de zeemeermin1982 analyseert dr. A. de Vin een tweetal verhalen van Paulusse en vergelijkt deze met de geschriften van Kollenaer. Hij komt daarbij tot de conclusie, dat door het gebruik van meer Zuid- Bevelandse dan Schouwse woorden, Paulusse niet de officiële naam van "Kees Kollenaar" kan zijn. Een brief, van de heer Paulusse, gedateerd 28 november 1948 en gericht aan mevrouw dr. Iia.C.M. Ghijsen, de samenstelster van het Woordenboek dei- Zeeuwse Dialecten, bevestigt de juistheid van de conclusie van dr. De Vin. In deze brief schrijft hij onder andere het volgende: "Het Zeeuws, dat ik schrijf is niet een nauwkeurig locaal begrenst dialect, maar gaat in de richting van een soort Zeeuwse koinê, waarbij ik me de vrijheid veroor loof naar hartelust gebruik te maken van Zeeuwse woorden uit hel gehele Zeeuwse taalgebied. Blijkens mijn ervaring op mijn Zeeuwse voordrachtavonden voor Zeeuwse verenigingen en voor de radio, voelen de Zeeuwse luisteraars dit aller minst als een bezwaar. Ik wil echter hierbij even toelichten, waarom ik dit doe. Zoals U bekend is, zijn de Zeeuwse klederdrachten en de Zeeuivse boerenwonin gen en schuren helaas ten dode opgeschreven. Ik vind het verdwijnen van dit stuk je cultuur heel, heel jammer, maar er is niets aan te doen. Nu wil ik er echter aan mee werken om ten minste nog iets van de Zeeuwse cultuur te redden, namelijk, de Zeeuwse taal. Ik geloof dat het mogelijk is een algemeen Zeeuivse schrijftaal te vor men. De zinsnede "Ik veroorloof me de vrijheid naar hartelust gebruik, te maken van Zeeuwse woorden uit het gehele Zeeuwse taalgebied.zou Kees Kollenaer als een vloek in de oren hebben geklonken. Iiij beijverde zich juist om te komen tot een schrijftaal, het Schouws, voor een duidelijk begrenst gebied. Tenslotte bevestigde de heer D.P. Paulusse te Kapelle, de zoon van J.P. Paulusse mij in een recent gesprek dat zijn vader nooit onder het pseudoniem "Kees Kollenaar" heeft geschreven. In het artikel 'Molenberg, een boerderij-buitenplaats tussen Burgh en Westen- schouwen'. (Kroniek van het land van de Zeemeermin, 1992) werd verondersteld dat de landbouwer Cornelis Blom (1865-1945) de auteur achter het pseudoniem "Kees Kollenaar" geweest zou kunnen zijn. 107

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 109