Slot Wat rest aan het eind van deze vertelling is de vraag naar de oorzaken van Pietersons teloorgang. De dood van zijn vrouw lijkt een voor de hand liggend antwoord. En ook de geldproblemen die hij in de Franse tijd ondervindt - als de kerk door veranderingen in het landsbestuur in een financiële crisis verkeert, geeft het predikantentraktement geen bestaanszekerheid meer (zie ook noot 6) - zullen een belangrijke rol hebben gespeeld. Deels ook moeten we het antwoord misschien zoeken met behulp van een begrip als 'sociaal isolement'. De traditionele sociale rol van de dominee is wel omschreven als die van 'cultu rele bemiddelaar'. De dominee was iemand van aanzien, één van de notabelen, een geleerde en bovendien: "...iemand die de normen, waarden, zeden en gewoonten en vooral 'kennis' van de elite doorgaf aan het gewone volk..."." Als dominee van eenvoudige komaf werd Pieterson wellicht niet echt geaccepteerd door de notabelen van het dorp, noch cloor zijn collega-predikanten in cle clas sis10, en gold hetzelfde voor zijn positie als 'stadsdominee' temidden van de 'een voudiger' plattelanders in zijn gemeente.11 Het is niet ondenkbaar - de literatuur geeft ons daartoe in ieder geval enige aanwijzingen12 - dat de dominee als gevolg hiervan enigszins geïsoleerd stond en zijn rol als culturele bemiddelaar niet kon waarmaken. De dood van zijn vrouw en de geldnood zouden zo zijn isolement nog hebben versterkt en zijn ondergang hebben ingeluid. Dat Pieterson op het laatst de indruk wekte geheel van zijn geloof te zijn gevallen moest vanuit dit perspectief bezien wel de bezegeling van zijn lot betekenen. Noten 1. Dit artikel is gebaseerd op mijn werkstuk, gepresenteerd in 1994 aan de Vrije Universiteit te Amsterdam met dezelfde titel, onder andere aanwezig in het Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland te Zierikzee. De belangrijkste bron voor hel verhaal over deze predikant wordt gevormd door de acta van de classis Schouwen-Duiveland Vanaf februari tot en met augustus 1812 werd er - in buitengewone vergaderingen - veelvuldig over de handel en wandel van Pieterson gesproken. Bij afwezigheid van aanvullend materi aal moeten we ons hierbij echter wel bedenken dat we de 'gebeurtenissen' zo dooi- een bijzondere lens waarnemen: we lezen over de aangeklaagde door de ogen van de rechters. Tenzij in hel navolgende nadrukkelijk anders vermeld wordt, is de tekst gebaseerd op de bovengenoemde acta. 2. Dat Pieterson slechts een tweetal jaren op de universiteit rondliep was niet ongewoon. Voor predikan ten in spé van eenvoudige komaf zoals de onderwijzerszoon Pieterson was een universitaire opleiding onbetaalbaar. Zij waren aangewezen op een beurs of de vrijgevigheid van vrome kapitalisten. Na twee jaar op de universiteit kon zo'n student al een verklaring van -regelmatige aanwezigheid- krijgen, waar mee hij zich toegang verwierf tot het kerkelijk examen (veel classes stelden vooraf kwaliteitscriteria, waarbij studenten moesten aantonen dat ze minstens twee jaar theologiecolleges hadden gelopen). Zie hiervoor: F.A. van Lieburg, Profeten en hun vaderland. De geografische herkomst van de gereformeerde predikanten in Nederland van 1572 lot 1816, Zoetermeer 1996, p. 97-107. 3. Sinds het begin van cle 17e eeuw moesten aanstaande predikanten twee examens afleggen. De theolo giestudie zelf kon hen hiervan niet vrijwaren. De kerk verkoos het deze zaak in eigen handen te hou den. Degene die hel predikantschap ambieerde moest zich eerst aan een examen onderwerpen door de classis waaronder de stad viel waar hij woonde of studeerde. Was dit met goed gevolg afgelegd, dan kon hij zich op de lijst van beschikbare predikanten-kandidaten laten zetten, die elk half jaar in de 'Boekzaal der geleerde wereld' - het Vakblad' van de beroepsgroep der predikanten - gepubliceerd werd in de zogenaamde 'proponentenlijst'. In het land werd dit blad druk gelezen. Was er op een gege ven moment een gemeente vacant, dan kon vanuit zo'n gemeente een beroep worden uitgebracht op één van cle kandidaten die in cle proponentenlijst vermeld stond. Als de kandidaat-predikant dan uitein delijk uit een aantal kandidaten werd uitverkoren, moest hij nog een tweede kerkelijk examen onder gaan in de classis waaronder zijn aanstaande standplaats ressorteerde. Slechts indien hij ook dit examen met goed gevolg aflegde, kon hij tot cle beroepsgroep toetreden. Voor cle kerkelijke examens zie: F.A. van Lieburg, Profeten en bun vaderland. De geografische herkomst van de gereformeerde predikanten in Nederland van 1572 tot 1816, Zoetermeer 1996, pag. 76-78, en ook: Peter van Rooden, 'Van geestelijke 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 31