stand naar beroepsgroep. De professionalisering van de Nederlandse predikant, 1625-1874-, pag. 389,
in: Tijdschrift voor sociale geschiedenis,nr 4, nov. 1991.
4. Kerkwerve lelde in deze tijd zo'n 500 inwoners. In de jaarrekening van de gemeente van 1814 wordt
melding gemaakt van 518 zielen. De plaatsjes Rengerskerke en Nieuwerkerk vielen ook onder de
gemeente Kerkwerve.
5. De Fransen voerden in Nederland de eigen bestuurlijke structuur in; vandaar prefect, sous-prefect,
maire etc.
6. Een probleem dat steeds weer opduikt in de zaak Pieterson betreft het traktement van de predikant.
Sinds de reformatie ontvingen de predikanten hun salaris van de gewestelijke overheid. In de Bataafse
en Franse tijd kwam deze regeling onder druk te staan, hetgeen zich onder meer uitte in een gebrekki
ge uitvoering. De betaling geschiedde vaak te laat en soms kwam het geld zelfs helemaal niet aan. Het
traktement stelde bovendien in deze tijd van crisis en inflatie (dure levensmiddelen) niet veel voor. De
kerkelijke gemeente spijkerde wel bij in de vorm van contributie (het collectegeld dat traditioneel voor
de diaconie bestemd was ging allengs meer dienen om de predikant in leven te houden) en huishuur
(de dominee mocht gratis in de pastorie wonen). Maar in het geval van Pieterson blijkt dat in ieder
geval onvoldoende te zijn geweest. De classis Schouwen-Duiveland stuurde in deze lijd meerdere ver
zoeken naar de landdrost om iets aan deze situatie te doen. De economische crisis gaf, hoe wrang ook,
de grote boeren uit het dorp, die zich over Pieterson beklaagden, een flinke financiële duw in de rug:
in een lijd dat deze heren rijker worden en het eten duurder, laat het inkomen van de predikant op
zich wachten of komt niet aan. Zie: W.H. den Ouden, Kerk onder patnottenbewind. Kerkelijke finan
ciën en de Bataafse Republiek 1795-1801, Zoetermeer 1994: en ook: L. Noordegraaf,- Sociale verhou
dingen en structuren in de Noordelijke Nederlanden 1770-1813-, in: Algemene Geschiedenis der
Nederlanden, Weesp 1977-1983, deel 10, pag. 361-383.
7. De classis wordt in de zaak Pieterson herhaaldelijk achter de broek gezeten door de onder-prefect. En
de vrederechter op zijn beurt oefende serieuze druk uit op de burgemeester (die het in handen van de
kerk had gelaten). De vergaderende predikanten zelf wekken meer dan eens de indruk dat de zelfstan
digheid van de kerkelijke rechtspraak op het spel staat. De aanmaningen van de onder-prefect neemt
men zeer serieus. De harde bestraffing van Pieterson moet zeker ook vanuit dit perspectief bekeken
worden.
8. Lieburg, F.A. van, Profeten en bun vaderland, pag. 103.
9. In het derde kwart van de 18e eeuw ontstond er een groot tekort aan predikanten. Een verklaring die
hiervoor wel gegeven wordt, is dat de predikantenstand zich aan het sluiten was. De recrutering van
predikanten vanuit de lagere burgerij nam af doordat zittende predikanten zich niet meer aanboden als
bemiddelaar voor het verwerven van beurzen voor onbemiddelde theologie-studenten in de dop. of
ook wel door ongewenste studenten te laten zakken voor hun proponentsexamen. Men wilde liever
proponenten die meer "van gelijke beweging" waren. De vraag die hierbij open blijft is in hoeverre
deze houding samenhing met de afwijzing van het lage beroepsniveau van de proponenten uit de lage
re sociale klassen - wier opleiding immers door de hoge kosten nogal eens minimaal was (zie ook noot
2) - of dal deze houding juist van doen had met weerzin tegen de sociale achtergrond an sich van deze
proponenten. Op het einde van de 18e eeuw zorgde het nijpende proponententekort er in ieder geval
voor dal er weer meer proponenten van eenvoudige huize - zoals Pieterson - tot het ambt werden toe
gelaten. Zie hiervoor: Lieburg, F.A. van, Profeten en ban vaderland, pag. 79-80, 105-107;en ook: Van
Rooden, 'Van geestelijke stand naar beroepsgroep', pag. 389-390.
10. Zie hiervoor: Lieburg. F.A. van, Profeten en bun vaderland, pag. 321-323.
11. Zie noot 2 en 3- Aanvullend kan opgemerkt worden dal Pieterson geen nevenverdiensten had. Dit was
voor een dominee uitzonderlijk, zodat we hierin wellicht een aanwijzing kunnen zien van zijn isole
ment.
Bronnen
Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland, Zierikzee: Archieven Classis Zierikzee
van de Nederlandse Hervormde Kerk, acta Classis Schouwen-Duiveland, 1802-
1813; Doop-, trouwen begraafboeken van Kerkwerve; Archieven Hervormde
gemeente te Kerkwerve, kasboek van de diaconie en lidmatenregister, 1802-1812;
Archieven gemeente Kerkwerve, correspondentie van de burgemeester, 1802-
1812; Rekening 1814.
Rijksarchief in Zeeland, Middelburg: Archief van de Vrederechter van het Kanton
Brouwershaven, 1810-1812; Archief van de prefect, 1810-1813.
30