WANT NEDERLANDERS ZIJN GEEN KLOKKEN
ZONDER WERK!
Het Zierikzeese oproer van 1845 tegen de achtergrond
van de stedelijke sociaal-economische structuur en
conjunctuur
door dr. A. Doedens, m.m.v. drs. P.B. de Bruine*
Het oproer1
In de Zierikzeesche Courant van 26 februari 1845 verscheen het volgende lied,
zonder commentaar. De lezers begrepen het kennelijk zo ook wel.
"Geef, Heer!geen overvloed, en laat om niets ontbreken.
Maar voed den menscb met 't brood van zijn bescheiden deel:
Want al wat leven beeft, heeft buiken, magen keel;
Dus moet er voedsel zijn, om 't leeven aan le kweeken.
En daarvoor is de menscb bestemd in 't levensperk,
Want Nederlanden zijn geen klokken zonder werk!"
Ruim een week tevoren was het spotlied 'Klokke zonder Uurwerk voor het eerst
gezongen door jeugdige Zierikzeese textielarbeiders, na afloop van het werk op
weg naar huis.2 Het was het sein voor ernstige ongeregeldheden in en buiten de
stad.
Deze onlusten hadden hun onmiddellijke aanleiding in het veilen van de inboe
del van een armlastige belastingschuldige. Op deze veiling kocht een - niet als
executeur optredend - deurwaarder een klok zonder uurwerk voor de kennelijke
spotprijs van ruim zeven gulden ten behoeve van zijn schoonzoon. De hilariteit
onder het volk was begrijpelijkerwijs groot. Hiermee was de crux van het spot
lied gegeven. Het werd uit volle borst, als een plaatselijke 'Marseillaise' door de
troep, bestaande uit volk van de katoenweverij en de lekenschool aangeheven
voor de woningen van de lokale deurwaarders Costerus en Bouman.' Op de
avond van de 18de februari werd eveneens onder gezang het huis van de
schoonzoon van Costerus, bakker Geelhoed, aangedaan. Diens bakkerij werd
bekogeld met vuil en sneeuwballen.
Op de avond van 19de februari werd deze voor de doelgroep onwelkome sere
nade na het uitgaan van de weverij herhaald door een aanmerkelijk gegroeid
koor. De sociale status van de deelnemers wordt in de bronnen aangeduid als:
"verschillende soort van personen doch meest uit den geringen stand":1 De menig
te ging uiteindelijk spontaan uiteen. Gelukkig voor de plaatselijke gezagshandha-
vers hoefde het niet tot een krachtmeting, die zij wel moesten verliezen, te
komen.
In de avond van de 20ste februari, vanaf zeven uur, beweegt een groep van vele
honderden lieden zich met geschreeuw en ketelmuziek over de Poststraat.' Een
kalmerend bedoelde toespraak van wethouder De Jonge heeft het omgekeerde
effect. De man wordt met behulp van de sterke arm - de politiecommissaris met
negen agenten en gerechtsdienaren - in veiligheid gebracht, maar de ruiten van
31