wel ontslagen met zich meebracht, maar geen loonsvermindering.17 Kondigt zich in de Gebroeders Salomonson - net als enkele Haarlemse textielfabrikanten in dezelfde periode - de modernere ondernemer aan, die het loon niet meer onge moeid laat? Door zijn gecombineerde maatregelen streefde Salomonson kostenverlaging ten laste van de arbeiders - lees hier: doorgaans de armen - na en hun budget. Daarvoor waren er overigens ook nog andere middelen. Zo lezen we, dat Salomonson van het gemeentebestuur bij één gelegenheid fl. 50,-. kreeg aan gemeentelijke subsidie. Hij besteedde deze - onder het welwillend oog van dat zelfde bestuur - om iemand werkboekjes of livretten' in te laten vullen.'1* Met deze livretten was het mogelijk om aanwezigheid en produktie van het personeel te controleren. Effect had de maatregel zeker. In 1843 werd er nog 2200 gulden gekort op de lonen vanwege slecht fabricaatin 1844 was het bedrag gedaald tot ruim 650 gulden:19 "Want al wat leven heeft, heeft buiken, magen keel": de levensstandaard Het loon was laag, dat blijkt wel uit de lijst van de Hervormde Diaconie van 1842.50 Diezelfde lijst laat zien, dat de weefsters en wevers gemiddeld respectie velijk bijna 16 jaar en ruim 17 jaar oud zijn. Kinderen die twaalf- tot dertienurige werkdagen maakten. Deze lage leeftijd verklaart wellicht ten dele het grote ver loop onder de arbeidskrachten van Salomonson. Daarnaast vonden velen werk op het land verre te verkiezen boven werk in de fabriek. Dat er een groot verloop was, is zeker. In het archief van de stedelijke commissie van toezicht op de katoenweverij vindt men een lijst van 276 personen en de redenen voor hun vertrek. De lijst beslaat de jaren 1841-18487' Bijna de helft van de vertrekkenden geeft de reden op. Een beter betaalde betrekking elders, met name op het platteland waar de lonen hoger liggen: zo motiveert 21% zijn vertrek. Slechts '14% van de vertrekkers wordt weggestuurd vanwege 'slecht gedrag. Mensen die buiten eigen wil of schuld weggezonden worden, staan niet op de lijst. Opvallend bij deze lijst is, dat de jaren 1843 en 1844 - jaren waarin het meest geklaagd werd over slechte mentaliteit en gedrag - niet opvallen door een hoog aantal weggezondenen vanwege dat slechte gedrag. Het lijkt wel alsof mensen van een hogere maatschappelijke positie, de verantwoordelijken voor de rentabi liteit van fabriek en bestuur, bij tegenslag sneller niet beschuldigingen komen. Zij worden daarbij niet gehinderd door inzicht in de allererbarmelijkste levensom standigheden, in huis en op de fabriek. Zij kennen orde noch ontzagzegt Coronel over de Zierikzeese wevers zo'n 15 jaar na het oproer.52 In 1846 omschrijft Maurits Salomonson de calicotweverij als "een poel van ontlicht' Veel besef van de begrijpelijke afkeer van hun werkomstandigheden die er bij de arbeiders moet hebben bestaan is er niet. Voor hen die niet gewend waren om, zes dagen lang, het halve etmaal in een afgesloten fabrieksruimte met 100 men sen te werken, bestaat er geen begrip bij de 'hogere klassen' die in de stedelijke commissie vertegenwoordigd zijn.5' Aan de andere kant wordt er niet gerept over het slechte gedrag van de fabrikant die volgens de Zierikzeesche Nieuwsbode eind 1844 zwangere vrouwen onder mensonterende omstandigheden liet werken. Wanneer men - optimistische gedachte - het door de arbeiders bij Salomonson verdiende loon in de jaren 1843-1845 op fl. 2,20 per week stelt en dit loon omzet in de voor een jong-volwassene wekelijks benodigde 14 roggebroden, dan blijkt 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 40