dat dit alleen al in de goedkope maand januari 1845 - het brood kostte toen ver houdingsgewijs niet veel - 83% van het beschikbare loon op te souperen.55 Rekening houdend met andere voedselprijzen komt het percentage in de periode 1836-1844 op 90 uit. Bijzonder is dit niet. De voedselprijzen vormen in de weken voorafgaand aan het oproer geen uitzondering. Twee seizoenen later, in de herfst, gaat inderdaad, de hele aardappeloogst verloren; de rogge-opbrengst loopt dan terug van 25 a 32 mud de bunder tot 20 mud.56 Rustpauze tijdens de oogst op het Zeeuwse platteland, uil: Henry Brown, De Nederlanden, karakter schetsen, klederdragten, houding en voorkomen. 's-Gravenhage 1841. Echt duur zal echter pas het jaar 1847 worden, als het loon bij lange na niet vol doende is om voldoende roggebrood te kopen, laat staan de niet voorradige goedkopere aardappelen. Het is het jaar van de voor Nederlandse begrippen ongekende hevige hongeroproeren. Echte, acute voedselproblemen zijn er aan de vooravond van 'ons' oproer van 1845 nog niet. Zelfs voor het jaar 1847 kan in deze pre-industriële tijd niet gesproken worden van ongekende voedselprijsstijgingen. Wanneer men de goed koopste maand van 1845 vergelijkt met de duurste maand, van 1847, blijkt wit brood 25%, masteliiinbrood 45% en roggebrood 35% in prijs te zijn gestegen. Veel doet dit niet af van het beeld van een permanente noodsituatie, maar tegen de landelijke achtergrond is de situatie niet extra slecht. Hetzelfde geldt voor de bedelingssituatie en de werkloosheid, die ik hiervoor al even aanstipte. Het van de bedelingscijfers afgeleide structurele werkloosheidscij fer voor 1837 was nog geen vier procent, in 1838 nog slechts krap vijf procent van de totale bevolking.57 Alleen het werkloosheidscijfer voor 1848 (11%) komt vèr uit boven de door De Meere normaal geachte vijf tot zeven procent voor de jaren dertig en veertig van de negentiende, eeuw.58 Maar dan: ook andere steden - Vlaardingen onder andere - kennen soortgelijke cijfers.w In dit opzicht lijkt Zierikzee er niet slechter dan een aantal andere Nederlandse steden voor te staan, maar toegegeven zij, dat het cijfermateriaal ontbreekt om deze indruk echt hard te maken. En toch En toch: de hardheid van het dagelijks leven blijkt uit het getal van hen die weg trekken naar beter oorden. In 1846 trokken 93 landverhuizers vanuit het district Zierikzee naar de overkant van de grote plas. Het jaar van het oproer was dat 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 41