Een 'kapileinsprenlof scheepsportrel van de Roompot door Jacob Spin 1806-1875uit 1849. In de voorste mast wappert de rederijvlag van rederij De Crane Zoon. De nummervlag R 29'geeft aan dal kapitein Steven van Delden onder nummer 29 lid was van het Rotterdamse zeemanscollege 'Tol nut der zeevaan Gekleurde tekening, 32x41 cm. (Foto: Slreekarcbivariaal Schouwen-Duiveland) De Zierikzeese reders Marinus Christianus de Crane, tevens burgemeester van Zierikzee, en zijn zoon Wilhelmus Christianus de Crane hadden deze ontwikke lingen goed in de gaten gehouden en handelden snel. Op 17 juni 1841, precies één dag vóór de vaststelling van de beurtlijst, liet rederij M.C. de Crane Zoon bij de werf 'De Goede Intentie' in Zierikzee de kiel van een nieuw schip leggen. Zo kreeg de nieuwbouw nog net een plaatsje op de lijst waardoor een regelmati ge bevrachting door de NHM gegarandeerd was. Waarschijnlijk is men na de plotselinge kiellegging niet meteen gaan bouwen, want pas op 20 juli 1844, drie jaar na de kiellegging, liep het schip van stapel. Deze lange bouwtijd bewijst dat de vroege kiellegging een handeling van meer economisch-strategische dan van scheepsbouwtechnische aard was.2 Tegen het eind van 1844 nam rederij De Crane Zoon de nieuwe Roompot, van de werf over, een houten driemast volschip (fregat) met koperen beplating, zwaar gebouwd voor het vervoer van omvangrijke retourladingen. Het Franse classificatiebureau Veritas kende het schip de hoogste categorie van zeewaardig heid toe en stelde de grootte vast op 719 metrieke ton, omgerekend 379 last.5 De reizen De loopbaan van de Roompot week niet veel af van die van vele andere negen- tiende-eeuwse Nederlandse schepen. Dankzij de plaatsing op de beurtlijst kreeg het schip in februari 1845 meteen een bevrachting van de NHM naar de Indische archipel. Kapitein Steven van Delden Azn stond op 3 maart 1845 aan het roer toen het schip van de rede van Zierikzee voor het eerst koers zette naar Indië, een reis van ruim drie maanden. In haar korte levensloop maakte de Roompot 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 48