kregen zagen zij de ernst van de situatie in. Er vergingen in de negentiende eeuw
weliswaar honderden schepen voor de Zeeuwse kust, maar dit keer waren er bij
zondere omstandigheden. De Roompot was een bekende Zeeuwse koopvaarder
van een belangrijke Zierikzeese reder die bovendien in het zicht van de thuisha
ven was vergaan. Drie mensen verdronken, waarvan één in dienst was van de
rijksoverheid: loodskwekeling Engels. Tevens kwam aan het licht dat kwekelin
gen aan boord van schepen werden gezet, een vaker voorkomende praktijk die
echter geheel tegen de regels was. Op 2 juli kreeg de Minister van Marine al de
eerste berichten over de ramp binnen, zowel van de Inspecteur van het
Loodswezen als van de Directeur en Commandant van cle Vlissingse marinewerf,
de hoogste Zeeuwse marineofficier.16
De Inspecteur van het Loodswezen stelde een grondig onderzoek in. In af
wachting daarvan werd kwekeling C.G. Dekker meteen op non-actief gesteld en
ook de loodsschippers C. Verheul en L. den Herder werden onmiddellijk na
terugkomst in Vlissingen geschorst. Het resultaat van zijn onderzoek deelde de
inspecteur op 2 juli aan de minister mee. Alle loodsen aan boord van de loods-
kotters No 2 en No 3 waren al voor het binnenzeilen van de Roompot op andere
schepen afgezet. Loodsschipper Den Herder had kwekeling Dekker echter in alle
vertrouwen op de Roompot afgezet 'omdat hij deze als een ervaren loods kende
die meermalen zonder eenig bezwaar diepgaande schepen had geloodst' en dat
hij alleen 'bij gebrek aan gelegenheid tot bevordering' nog niet die kwaliteit
bezat. Dekker zelf had 'niets tot zijne verschooning in te brengen'. De inspecteur
nam het in zijn rapport voor de schippers en de loodskwekeling op. Hij vond dat
de overtredingen van de schippers 'nogal met verschoonende omstandigheden
zijn gepaard gegaan' en dat ze hadden gehandeld 'in het belang van den loods-
dienst en de scheepvaart'. Dekker omschreef hij als 'zeer knap, vlug en oppas
send', iemand die als 'een ervaren en knap zeeman' bekend stond.17
De minister zag voor de loodsschippers echter geen enkele reden tot verscho
ning en stelde hen geheel verantwoordelijk. Hij vond een 'exemplarische straf
noodzakelijk. Beide schippers werden op 15 juli ontslagen uit de loodsdienst
wegens 'het afgeven van een kwekeling in strijd met de bestaande bepalingen en
waaraan het vergaan diens bodems moet worden toegeschreven'. Deze ingrijpen
de beslissing diende aan boord van alle Nederlandse loodsboten voorgelezen te
worden. Doordat de minister de volledige schuld bij de schippers legde, werd
kwekeling Dekker ontzien, zijn schorsing bleef wel van kracht.18
Opeens waren de schippers Verheul en Den Herder hun baan kwijt. Zij lieten het
er echter niet bij zitten en vroegen in augustus aan de Minister van Marine of zij
weer in dienst konden komen bij het Loodswezen, uiteraard niet meer als schip
per maar enkele treden lager: als loods. Enige handigheid kon hen daarbij niet
ontzegd worden want het tekort aan loodsen was groot. Hun verwachting kwam
uit: met ingang van 1 december 1853 kwamen beiden weer in dienst als gewoon
zeeloods le klasse te Vlissingen. Tegelijkertijd trok de minister de schorsing van
Dekker in zodat ook hij na enige tijd het loodsentekort kon helpen opvullen. Een
jaar later legde hij met goed gevolg zijn examen tot zeeloods af.19
De oorzaak
De Inspecteur van het Loodswezen ging bij zijn onderzoek nauwelijks in op de
oorzaak van de ramp. In tegenstelling tot vele andere scheepsrampen waren in
het geval van de Roompot de weersomstandigheden goed. Volgens de scheeps-
52