In feite richtten alle tegenaanvallen en het geschut van de Belgen niets uit tegen
het Duitse leger. En toen regering en ministers zich klaarmaakten om naar
Oostende te vertrekken brak een ware paniek uit en vluchtten vele duizenden
Antwerpenaren naar Gent, Brugge en Nederland. Op plakkaten en in de dagbla
den verscheen nog een laatste bericht, ondertekend door Luitenant-Generaal De
Guise: "Ik heb de eer, ter kennis van de bevolking te brengen, dat de beschieting
van de Antwerpsche agglomeratie nakend is. Het blijft wel verstaan, dat de bedrei
ging met, of de uitvoering van deze beschieting, geenerlei invloed zullen hebben
op den duur van den tegenstand, die tot het uiterste zal worden doorgedreven.
De personen, die zich aan het bombardement willen onttrekken, worden ver
zocht, zich zoo spoedig mogelijk te verwijderen in de richting van het Noorden en
het Noord-Oosten." Op 9 oktober had bijna de hele bevolking de stad verlaten.
Al eerder waren Belgische vluchtelingen naar Nederland gevlucht. Vooral Brabant
en Limburg waren in de eerste oorlogsweken het toneel van binnentrekkende
Belgische vluchtelingen. De schrik zat er goed in! De vernietigingskracht van het
Duitse geschut was zo groot dat hele steden en dorpen met de grond gelijk
gemaakt waren. Zo'n oorlog had men niet verwacht! Ook de gruwelijkheden op
de burgerbevolking en geruchten over gewelddaden deden een groot deel van de
bevolking besluiten in grote haast weg te trekken naar veiliger oorden. Meer dan
een miljoen vluchtelingen zijn in die eerste maanden uitgeweken naar Nederland.
Die eerste dagen in Zeeland
Direct na de inval in België zochten talrijke in Zeeland verblijvende vreemdelin
gen eveneens een goed heenkomen. Velen keerden direct terug naar het land
van herkomst en als dit door de oorlogshandelingen niet mogelijk was bleven zij
hier, zoals de Oostenrijker Albert Spalter met vrouw en twee kinderen. Zij wer
den gastvrij ontvangen door de heer Frankel, destijds hoofdredacteur van de
Zierikzeesche Nieuwsbode. Toen deze hen niet langer kon onderhouden, ver
huisde het gezin naar het huis aan de Noord havenpoort.
Maar de meeste vreemdelingen waren Belgen. Met honderdduizenden tegelijk
kwamen zij Zeeuwsch-Vlaanderen binnen. De correspondent van de Telegraaf
berichtte hierover het volgende:
"In de namiddag fietste ik lot aan de Hollandsche grens en terug. Welnu van St.
Janssteen bij Hulst) tot binnen de vestinggordel, dus over een afstand van bijna
20 km was hel een onafgebroken rij van karren, wagens, rijtuigen, fietsenkrui
wagens, terwijl aan weerskanten van de baan de voetgangers slapten. Hier een-
wagen, hoog beladen met beddegoed, kleederen en meubelen; daarboven kinde
ren en 'vrouwen, stevig vastgebonden, om bij 't schokken er niet af te tuimelen.
Deernis scheurt u 't harte bij 't zien van een andere karavaan: nonnen leiden
weesmeisjes weg. De ouderlooze kinderen slappen snel voort, gekleed in hun zwart
gewaad, op de lokken een zwarten hoed met breeden rand.
Tegelijkertijd voeren honderden schepen, stoomboten, Rijnaken en Belgische
spitsen, volgepropt met Belgische vluchtelingen, de Westerschelde af op zoek
naar een veilige ligplaats in Iiansweert, Terneuzen, Vlissingen en andere havens.
Spoedig bleek dat de coördinatie van de hulpverlening een zaak moest worden
van de overheid en niet alleen kon worden overgelaten aan goedbedoelde parti
culiere initiatieven in de vorm van damescomités die inmiddels in elke gemeente
actief waren. De toevloed van vluchtelingen was te omvangrijk en de problemen
van voedselvoorziening, huisvesting en hygiëne te groot. De overheid deed tallo-
58