Sommige burgemeesters hebben dit zo letterlijk opgevat dat weinige dagen later
in een telegram van de Commissaris van de Koningin wordt gemeld dat door
enkele burgemeesters en steuncomité's al te veel dwang is uitgeoefend om de
vluchtelingen naar huis te doen terugkeren, maar dat "de regels van gastvrijheid
eisen dat wij de vluchtelingen alle vrijheid geven om al of niet terug te keren."
Toch werd in een nadere circulaire van 28 oktober aan alle burgemeesters van
Zeeland nog eens herhaald dat het de taak van alle autoriteiten en steuncomité's
bleef om de terugkeer van vluchtelingen zo veel mogelijk te bevorderen.
Onder deze druk berichtte de burgemeester in de Zierikzeesche Nieuwsbode van 4
november namens de Duitse autoriteiten dat er weer normale toestanden heersen
in bezet België. Hij roept hen daarom op om naar huis terug te keren. Vluch
telingen die willen terugkeren moesten dan wel in het bezit zijn van een door de
Duitse consulaire ambtenaar afgegeven legitimatiebewijs en een verklaring met
betrekking tot de plaats van bestemming, het doel, tijdstip en de duur van de reis.
Dat de overheid er alles aan deed om de terugkeer van vluchtelingen te bespoe
digen bleek ook uit de ruime faciliteiten die zij kregen om terug te gaan. Men
kon gratis met de telegraafboot vanuit Zijpe mee en overal waren de stations als
verzamelplaatsen voor terugkerende vluchtelingen aangewezen. Vanaf 4 novem
ber werden vanuit Goes en Roosendaal per dag twee extra treinen ingezet om
vluchtelingen kosteloos te vervoeren. Vanaf 10 november is dat nog één trein per
dag, omdat met de tweede trein te weinig mensen meegingen.
Begin november 1914 maakte de minister bekend dat vluchtelingen die niet naar
België wilden terugkeren en niet in eigen onderhoud konden voorzien, onderge
bracht zouden worden in grote verzamelkampen. In een schrijven van 11 novem
ber aan de burgemeesters van Zeeland lezen we: "Gelijk UH.E.G. bekend is, ligt
het in mijn voornemen de Belgische vluchtelingen zooveel mogelijk onder te bren
gen in Regeerings-kampen en wordt de oprichting van zoodanige nieuwe kampen
voorbereid. Wellicht zouden daarbij van groot nut kunnen zijn kramen, caroussels
en dergelijke inrichtingen, die gewoonlijk op kermissen worden opgeslagen. Het
zij mij vergund op Uwe bemiddeling een beroep te doen, teneinde zoo spoedig
mogelijk te vernemen, waar in Uwe provincie zich zoodanige inrichtingen bevin
den en onder welke voorwaarden de beschikking kan worden verkregen."
De maatregel om heel Zeeland te ontruimen is mede onder druk van de militaire
leiding tot stand gekomen. Om 'strategische redenen' moesten behoeftige Belgen
uit de in staat van beleg verkerende gemeenten, zoals Vlissingen en Veere, ver
trekken. Voor vluchtelingen in andere gemeenten was vertrek naar een opvang
kamp facultatief, al hebben nogal wat burgemeesters in de maatregel aanleiding
gezien de vluchtelingen toch weg te sturen. In het verslag van het Provinciaal
Comité lezen we daarover: "Doch wederom grepen enkele Burgemeesters maar
al te gretig deze gelegenheid aan om zich zonder klaarblijkelijke noodzaak te
ontdoen van de ondersteunde Belgen, zich daarbij beroepende op de door hen
ontvangen circulaire."
Het zou echter niet lang meer duren of alle Belgen die steun kregen moesten
Zeeland verlaten. In een brief van 8 april 1915 schreef de Regeringscommissaris
voor Vluchtelingen dat ook de 'stille behoeftigen' in Zeeland niet meer van
Rijkswege zouden worden ondersteund en dat zij zich buiten Zeeland moesten
vestigen, als ze voor rijkshulp in aanmerking wilden komen.
Eind juni waren alle behoeftige vluchtelingen vertrokken naar een vluchtelingen
kamp, "de betere elementen te Ede en Uden, de anderen te Nunspeet. Maar
67