velen in en buiten de Comité's zagen de vluchtelingen met leedwezen vertrekken, deden ongaarne afstand van hun verzorgingswerk dat zij als een hun toekomend recht waren gaan beschouwen, en menig afscheid, toonde de sterke vriendschaps banden, die gelegd waren tusschen onze bevolking en hare onvrijwillige gasten." Alleen de groep Belgische vissers die op 24 april 1915 in Zierikzee waren aange komen en ondersteund werden door het Rijk, zijn tot het einde van de oorlog gebleven. Na aanvankelijk op hun schepen te hebben gebivakkeerd werden zij ondergebracht in speciale houten noodwoningen op de Balie en de Zuidhoek of kregen onderdak bij particulieren. Overige plaatsen op Schouwen-Duiveland In veel andere gemeenten op Schouwen-Duiveland zijn vluchtelingen onderge bracht. Hoewel de organisatie in de dorpen in velerlei opzicht gelijk was aan die in Zierikzee, vertelt elk dorp ook een eigen verhaal. In Brouwershaven waren 85 vluchtelingen ondergebracht. Daarvan is het grootste deel al vrij snel weer naar Antwerpen teruggegaan. Eén is wegens minder goed gedrag naar een kamp in Nunspeet vervoerd, een enkeling naar een kamp in Uden en zelfs ging iemand naar Engeland. Twee gezinnen bleven in de smalstad omdat zij werk hadden gevonden. In mei 1915 kwamen er opnieuw vluchtelin gen naar de stad. Dit was een groep vissers die voor een deel op hun schepen bleven wonen. Enkelen werden ondergebracht bij particulieren. In Bruinisse besloot het steuncomité niet alleen geld. in te zamelen voor de ver zorging van de Belgische vluchtelingen, maar ook voor de eigen noodlijdende burgers. De meeste vluchtelingen werden gehuisvest in een leegstaande herberg, de anderen werden tegen betaling ondergebracht bij particulieren. Op 23 novem ber was er nog één gezin dat steun nodig had en het comité besloot dat "voor deze 5 overgeblevenen een wekelijksche uitkeering in geld goedkoper zou uitko men dan het verstrekken van levensmiddelen." Zij kregen 8 gulden per week, wat neerkwam op 0,25 per volwassene en 0,12 per kind. Dus onder de norm die het Rijk had vastgesteld. In april kwamen nog eens 63 vissers. Deze verbleven korte tijd in de tramhaven van Zijpe om daarna richting Rotterdam te vertrekken. In Duivendijke verbleven 21 vluchtelingen in vier leegstaande woningen. In het verslag van het Provinciaal Comité staat dat door een flink aantal vluchtelingen in eigen onderhoud werd voorzien door op het land te werken. Toen in december het werk erop zat "en zij vernamen, dat de arme Belgen ook in hun land onder steund werden, was de begeerte om eigen haardstee en familie op te zoeken bij hen zoo sterk, dat zij geheel eigener beweging naar de plaats van herkomst zijn afgereisd, nadat wij hun daarvoor kleeding en middelen hadden verschaft." In Haamstede zijn de vluchtelingen ondergebracht in enkele leegstaande gebou wen die eigendom waren van de Belgische landeigenaar Goeminne. Binnen de kortste tijd had de bevolking 60 bedden, 80 dekens, 14 ledikanten en vele huis houdelijke artikelen bijeengebracht. In de loop van de maand zijn veel vluchte lingen teruggegaan naar Antwerpen en bleven er nog 20 over, waaronder twee vrouwen. "Deze waren echter niet in staat voor eene voldoende bereiding der levensmiddelen te zorgen, zoodat dit aan een mannelijk vluchteling moest wor den opgedragen. Meer deed zich dan ook het gemis aan vrouwelijk personeel gevoelen, bij het herstellen en reinigen der kleecling." Dit bleek de belangrijkste reden te zijn voor de burgemeester om de vluchtelingen over te brengen naar het vluchtelingenkamp in Ede, wat op 17 februari 1915 inderdaad is gelukt! 68

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 70