keling in Zeeland Bewestenschelde valt te verwachten dat ook hier de kapittels dit tiendbezit samen met één of meer kerken van een van de Utrechtse bisschop pen hebben gekregen. Ook op Schouwen zou een reconstructie van de stichting van de kerken eenvoudig te maken moeten zijn. Dat valt echter tegen. Al bij de oudste vermelding van het tiendbezit van Sint Jan op Schouwen springt iets eigenaardigs in het oog. Deze vermelding is te vinden in een oorkonde uit 1216 waarin paus Innocentius III het kapittel in zijn goederen bevestigt. Het bezit wordt daar omschreven als quartam partem decimarum in Scaldeneen kwart van de tienden van Schouwen. Er wordt dus geen kerk genoemd en men ver meldt niet in welke parochies de tienden gelegen waren. Het is echter goed mogelijk de ligging van het tiendbezit te reconstrueren aan de hand van de uit voerige registers en rekeningen en de honderden pachtoorkonden van de tien den die in het archief van het kapittel van Sint Jan bewaard zijn gebleven. De oudste oorkonde dateert uit het laatste kwart van de dertiende eeuw. De uit komst van deze reconstructie is verrassend. In tegenstelling tot wat we zouden verwachten is dit tiendbezit niet in één of meer parochies geconcentreerd, maar ligt verspreid over alle parochies van het eiland. Een reconstructie van het tiend bezit van het kapittel van Sint Marie geeft hetzelfde beeld: ook dit kapittel bezat in alle parochies tienden. Omgerekend bedroeg zijn aandeel ongeveer 1/3 van alle tienden op Schouwen. Wel zijn er twee zwaartepunten aan te wijzen (Sint Jan heeft veel tienden bij Zierikzee en Sint Marie veel bij Burgh/Haamstede) maar we kunnen daaruit niet afleiden dat een bepaalde kerk met de bijbehoren de tienden aan Sintjan of Sint Marie moet zijn geschonken. Uit de reconstructie komt nog een ander beeld naar voren. De tienden werden in pacht uitgegeven en de pachters kregen meestal kleine stukken tiend in pacht, gelegen in verschillende parochies. Zo pachtte bijvoorbeeld Pieter Kervinkszoon in '1340 1 geniet in Renesse, 1 gemet in Koudekerke, 1 1/2 geniet in Noordwelle, 1 1/2 gemet in Ellemeet, 1 lijn (100 roeden) in Nieuwendijke in de parochie Noordwelle en 450 roeden in Zuidkerke. Een geniet was ca. 0,4 hectare en bevat te 300 roeden. De omvang van deze tiendblokken (van 0,1 tot 0,6 ha) lijkt klein maar we moeten dit als volgt interpreteren: onder 1 geniet tienden wordt ver staan de tiend, van 10 genieten, 2 gemeten vertegenwoordigt de tiend van 20 gemeten etc. Deze situatie moet al hebben bestaan voordat de tienden in handen van de kapittels kwamen. Het is immers niet goed voor te stellen dat zij zelf deze ingewikkelde situatie hebben bevorderd. Deze verbrokkeling kan alleen zijn ont staan op het moment dat alle tienden in één hand waren. Het feit dat het Utrechtse kapittels waren die de tienden verwierven wijst duidelijk in de richting van de bisschop van Utrecht. Deze schonk de tienden aan Sint Jan en Sint Marie, maar dus zonder kerken. Dit is vrij uniek, maar het gebeurde toch wel vaker.3 Op Walcheren werd in Middelburg in de loop van de tiende eeuw een kerk gesticht die aan Sint Maarten werd gewijd. Dit moet de Westmonster zijn geweest/ Binnen deze Sint Maartensparochie schonk de bisschop, vermoedelijk rond het midden van de elfde eeuw, tienden aan het kapittel van Sint Pieter en aan de abdij van Sint Paulus. Hij behield daarbij zelf de kerk. Rond 1100 wordt deze kerk dan gesplitst in de Westmonster en de Noordmonster die toen nieuw werd gebouwd. Dan pas krijgen beide geestelijke instellingen ieder ook een kerk, de Sint Paulusabdij de Westmonster en het kapittel van Sint Pieter de Noordmonster. Beide kapittels bezitten dan tienden in eikaars parochie, want de parochiegrenzen konden niet 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 8