moment het totaal aantal boeren in de raden van de vier gemeenten geleidelijk wat te verminderen, daar stond geen min of meer evenredige toename van het aantal landarbeiders tegenover (zie tabel 3). Toen vlak voor de oorlog met name in Eikerzee ook aan verschillende niet-boeren een raadszetel toeviel, bevond zich daaronder geen enkele landarbeider. Tabel 3 De raadsleden van Kerkwerve, Duivendijke, Ellemeet en Eikerzee gezamenlijk naar beroep vanaf 1917 lol bet moment waarop deze gemeenten in 7961 opgingen in de nieuwe gemeente Middenschouwen Beroepscategorieën 1917 192 7 1939 1946 1958 boeren 26 25 21 16 17 landarbeiders 1 2 2 6 6 overige agrarische beroepen - 1 1 1 niet-agrarische beroepen 1 1 4 4 totaal 28 28 28 28 28 Na de oorlog en de watersnood van 1953 verzwakte de positie van cle boeren in de raden van de vier gemeenten nog wel iets verder, maar het einde van hun langdurige bestuurlijke dominantie was nog niet in zicht. In 1958 kwamen zij met 60% van de raads- en maar liefst 75% van de wethouderszetels nog altijd buiten gewoon sterk uit de bus. Landarbeiders vormden geen zeldzaamheid meer in het gemeentebestuur, maar dat zou een verschijnsel van korte duur blijken te zijn. omdat de betreffende beroepscategorie niet lang daarna vrijwel uitstierf. Overigens kan men niet alleen van de boeren zeggen, dat zij in 1958 een naar ver houding nog altijd buitengewoon zwaar stempel drukten op het lokale bestuur van de vier gemeenten, ditzelfde geldt in zekere zin ook van de agrarische beroepsbevolking in ruimere zin. Die omvatte in dat jaar nog bijna 60 procent van de totale beroepsbevolking. Dat is natuurlijk een niet gering percentage, maar zoals uit tabel 3 blijkt, wist diezelfde agrarische beroepsbevolking in 1958 op maar liefst 24 van de 28 (ofwel op 86 procent) van alle raadszetels beslag te leggen! De herindeling van 1961 De gemeentelijke herindeling van 1961 vond op Schouwen-Duiveland plaats kort voordat zich overal op het Nederlandse agrarische platteland een proces begon te voltrekken waarbij het aandeel van de boeren in het lokale openbaar bestuur sterk terugliep. Vrijwel overal had de boerenvertegenwoordiging zich tot dan toe weten te handhaven op een zeer hoog peil, dat in geen verhouding stond tot hun aandeel onder de beroepsbevolking. Maar daarna ging het met die vertegen woordiging bergafwaarts, eerst aarzelend, allengs sneller. Dit proces had als zodanig niets te maken met gemeentelijke herindelingen, want het manifesteerde zich ook daar waar in het geheel geen herindelingsoperaties werden uitgevoerd. Niettemin rijst de vraag of het terugtreden van de boeren uit het plaatselijk openbaar bestuur daardoor wellicht toch niet enigermate werd benvloed. Werd dat proces daardoor nog eens extra versneld - of juist afgeremd? Omdat de herindeling van 1961 aan Zierikzee en Bruinisse voorbijging, zijn deze twee gemeenten in de nu volgende uiteenzetting buiten beschouwing gelaten. Hetgeen natuurlijk niet wil zeggen, dat de boeren in het plaatselijk bestuur van deze gemeenten geen rol speelden. In het stedelijke Zierikzee hadden verrassen derwijs juist twee wethouders uit de primaire sector jarenlang veel invloed; de betreffende bestuurders - L.J. van Gastel en P. de Rijke - werden wel 'de wethou- 90

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 92