POLDER- EN WATERSCHAPSBESTUREN OP SCHOUWEN-DUIVELAND; VAN DIVERSITEIT NAAR EENHEID door H. Uil Schouwen-Duivelancl heeft een boeiende geschiedenis van de zorg voor dijken en duinen. Ook hier loopt de strijd tegen het water als een rode draad door de geschiedenis. Het water, dat tegelijk vriend en vijand was, vormt door de eeuwen een overheersend thema. In deze bijdrage gaat het vooral om de bestuursgeschiedenis van de polders en waterschappen, die vooraan stonden in de strijd tegen het water. Dit onderdeel van de waterschapsgeschiedenis staat centraal in deze verkenning. Het is een tot dusverre slechts incidenteel betreden terrein. Dit artikel is een aanzet voor een verdieping van onze kennis. Daarbij wordt ook aandacht gegeven aan de histori sche wortels van de schaalvergroting, waarvan de fusie van de Zeeuwse water schappen ten noorden van de Westerschelde voorlopig de laatste is. Het ontstaan van de waterschappen In het middeleeuwse graafschap Zeeland was de verdediging tegen het water en de afwatering een zaak, die op lokaal niveau werd behartigd. De bemoeienis van hogerhand was primair gericht op bovenlokale aangelegenheden. Daarbij ging de aandacht uit naar de systematische bedijking van de eilanden. Voor wat betreft cle eilanden Schouwen, Duiveland en Dreischor heeft in dit opzicht vermoedelijk graaf Floris III (1157-1190) een rol van betekenis vervuld. Waarschijnlijk is het deze graaf geweest, die initiatieven heeft genomen om de eilanden tegen het water te beveiligen door de aanleg van ringdijken. Nog heden ten dage moet dit immense werk ons met ontzag vervullen. De invloed van de graaf bleef echter, in tegenstelling tot elders in Zeeland, niet beperkt tot de aanleg van deze ringdijken. Hij bemoeide zich ook met de zorg voor deze nieuwe dijken en verdeelde daarvoor het eiland Schouwen in zes delen. Eén deel had niet te zorgen voor dijken omdat dit aan de duinen grensde. In de andere vijf delen regelde de graaf het onderhoud van de ringdijk. Dat de graaf zich specifiek in Schouwen liet gelden en niet in het zuidelijk deel van Zeeland had een voor de hand liggende reden. Schouwen behoorde tot Zeeland beoosten Schelde waar de invloed van de graaf groot was. In Zeeland bewesten Schelde, waartoe Walcheren en Zuid- en Noord-Beveland behoorden, moest de graaf aan vankelijk rekening houden met zijn collega van Vlaanderen. De bemoeienis van de Hollandse graaf met de waterstaatszorg had ook politieke motieven. Het was een van de middelen om zijn invloed te versterken tegenover de lokale ambachts heren. In Zeeland bewesten Schelde kreeg de graaf die ruimte aanvankelijk in veel mindere mate. Stormvloeden zijn van oudsher van grote invloed geweest op het bestuurlijk func tioneren. De stormvloeden van 1287 en 1288 troffen grote delen van Zeeland. Dreischor ging voor geruime tijd verloren. Ook Schouwen liep onder. Over het herstel van de dijken ontstond onenigheid. Graaf Floris V deed daarom op 26 februari 1291 een uitspraak. Hij stelde een aantal gezworenen aan, met Jan van 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 11