- het Westervierendeel, met daarin stukken van de heerlijkheden Haamstede en Renesse, de heerlijkheden Koudekerke, Welland (Noord- en Zuidwelle), Seroos- kerke en een deel van het Zuidland; - het Oostervierendeel, met daarin Ellemeet, Eikerzee (met Scharendijke), Looperskapelle, Brijdorpe en Klaaskinderkerke; - het Zuidervierendeel, met daarin Kerkwerve, Rengerskerke, Nieuwerkerke, Duivendijke en het grootste deel van het voormalige Zuidland en - het Poortambacht, met daarin Borrendamme4. De invloed van de stad Zierikzee Zierikzee en Middelburg waren de belangrijkste Zeeuwse steden. In de strijd, van de Hollandse graaf tegen zijn Vlaanderen vormde Zierikzee aanvankelijk de belangrijkste vooruitgeschoven post. De welvaart van Zierikzee vertaalde zich in een groeiende macht en invloed, vooral na de met groot succes doorstane bele geringen door de Vlaamse graaf5. Vooral in de 14de en de 15d.e eeuw ontwikkel de Zierikzee zich voorspoedig en kwam het tot grote bloei. Het stadsbestuur kreeg ook grote invloed ten aanzien van het waterschapsbestuur. De gevolgen van de stormvloed van '1318 waren aanleiding om in de onmiddellijke omgeving orde op zaken te stellen6. In 1320 verwierf de stad het recht de dijkgraaf van het Poort ambacht - het gebied rond de stad - voor te dragen voor benoeming door de graaf. In de praktijk betekende dit dat het stadsbestuur de dijkgraaf aanstelde7. Voor wat betreft de dijkgraven in de overige delen behield de landsheer dit recht aan zich zelf. Het functioneren van afzonderlijke waterschapsbesturen in Schouwen moest wel leiden tot onenigheid over de verdeling van lasten en vervolgens tot verwaarlo zing van de dijken. De gevolgen bleven niet uit. De beruchte Sint Elisabethsvloed van 18 op 19 november 1421, waardoor de Biesbosch ontstond, had ernstige gevolgen. Vrijwel geheel Schouwen overstroomde, evenals een deel van Duiveland. Het herstel verliep traag. Door twist en tweedracht leken de werk zaamheden tot mislukken gedoemd. Het stadsbestuur van Zierikzee besloot op 1 maart 1423 tot ingrijpende maatregelen omdat de welvaart van de stad op het spel stond. Daarom werd een college van twaalf personen, allen Zierikzeeënaars, aan gesteld, dat orde op zaken moest stellen. Hertog Jan van Beieren gaf op 22 maart, in verband met de noodtoestand, opdracht aan de bevolking om de bevelen op te volgen van dit nieuwe college. Dit Zierikzeese college, later aangeduid als thesauriers, kon echter weinig afdwin gen. Om een einde te maken aan de onenigheden tussen de stad en de overige bewoners van Schouwen regelde de hertog op 14 oktober - hij was toen in Zierikzee - hoe de hulpverlening moest verlopen. Het Zuidland zou geholpen worden door de parochies, die het dichtst erbij waren gelegen. Het Poortambacht zou hulp ontvangen van het deel met daarin Kerkwerve. Twee dagen later bepaal de de hertog dat iedereen, die de verordeningen op het dijkwezen overtrad, door de stad Zierikzee mocht worden gestraft. Hertog Jan van Beieren moest op 24 december nogmaals bevel geven tot hulp aan het Zuidland'. Op 18 november 1424, trof een nieuwe Sint Elisabethsvloed het deltagebied. De herstelde dijken aan de zuidzijde van het eiland bleken stevig genoeg om deze stormvloed te keren. Dat gold niet voor die aan de noordzijde. Ook nu verliep het herstel traag. Ook in politiek opzicht waren het roerige tijden. De machtsstrijd tus sen gravin Jacoba van Beieren en haar oom, hertog Jan van Beieren, ging niet aan 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 13