De invloed van de ambachtsheren bleef beperkt. Dit in tegenstelling tot de situ
atie in Zeeland bewesten Schelde. Daar liep de ontwikkeling parallel aan die op
politiek gebied, hetgeen resulteerde in het ontstaan van de Staten van Zeeland".
Aanhef van het klaagschrift van de meeste ambachtsheren in Schoutven aan de Keizer, 1543.
(Sireekarcbivariaal Schouwen-Duiveland, Archieven stad Zierikzee.)
In het jaar anno Domini 1563, op zondag 1 augustus, arriveerden in Zierikzee
twee hooggeplaatste functionarissen. Het waren Christianus de Waird, raad en
meester van de gewone requesten van zijne majesteit koning Philips II, en Jan
Adriaenszoon Blancx, dijkgraaf van de Westwatering in Zuid-Beveland. Zij had
den opdracht om een onderzoek in te stellen. Aanleiding daartoe waren de
klachten van de ambachtsheren op Schouwen. Zij waren de bezitters van de
heerlijkheden en hadden daardoor de macht in de dorpen in handen. Klachten
waren er ook van de inmiddels overleden opperdijkgraaf Lieven Jacobszoon
Hubert. De klachten waren ernstig. Het waterschapsbestuur, bestaande uit een
van de twee Zierikzeese burgemeesters met de zeven heemraden, allen
Zierikzeeënaars, werden beschuldigd van tekortkomingen, wanbeheer, overtre
ding van regels éh nog veel meer.
De volgende dag, 2 augustus 1563, kregen de beide heren bezoek. Het waren de
burgemeesters Ocker Corneliszoon en Harman Clayszoon, vergezeld van een
aantal heemraden. Desgevraagd antwoordden De Waird en Blancx dat zij hun
opdracht kwamen uitvoeren, maar dat ze eerst andere zaken in Bommenede
moesten afhandelen. Tegen afgifte van een afschrift van hun opdracht hadden ze
geen bezwaar en nog diezelfde dag ontvingen de Zierikzeese heren kopieën van
de stukken.
Op woensdag 4 augustus waren Dë Waird en Blancx gereed. Via een deurwaar
der werden de Zierikzeese heren aangemaand ervoor te zorgen de volgende dag
in Haamstede aanwezig te zijn om daar de eedaflegging bij te wonen van een
aantal getuigen. Ze waren er inderdaad, die volgende dag. In het huis van oud
dijkgraaf Lenaert Jan Heynezoon verschenen weer de beide burgemeesters met
vrijwel alle heemraden. Ze verzochten namens het stadsbestuur aan De Waird en
Blancx om hun werkzaamheden op te schorten. Die van Zierikzee hadden een
bode gezonden naar hun advocaat in Mechelen bij de Grote Raad. De Waird en
Blancx antwoordden dat zij over dat verzoek alleen wilden praten in aanwezig
heid van de andere partij, de Schouwse ambachtsheren. Die stonden inmiddels
voor de deur. De Zierikzeese magistraten beweerden niet te weten wie hun
tegenpartij was en voelden er niets voor cle zaak in aanwezigheid van anderen
te bespreken. Zij wilden onderling overleg plegen. De heren verdwenen en kwa
men na lang heen en weer gepraat weer terug met de mededeling dat zij voet
bij stuk hielden.
12