gadering plaats zou vinden van de ingelanden van Zonnemaire in het stadhuis van
Zierikzee kwam het lot heuse schermutseling. Ambachtsheer Haijman. sinds 1711
met emeritaat als predikant, liep in de Meelstraat en was dichtbij het stadhuis toen
uit de schuin tegenover gelegen herberg de Faem luitenant De Bra uw kwam aan
rennen. Deze zoon van baljuw De Brauw had een ontblote degen in de hand en
sloeg de ambachtsheer daarmee van achteren op de mg. Vlakbij bevond zich de
bode van Zonnemaire, Adolf Cloosterman. Hij maakte aanstalten om De Brauw
vast te grijpen. Daarop probeerde De Brauw de bode drie of vier keer te steken
met zijn degen. Uiteindelijk werd Cloosterman aan zijn linkerzijde geraakt. Daarop
schoot Haijman toe. Hij wist de degen uit De Brauws hand te rukken. Ondertussen
was de vader van luitenant De Brauw uit de herberg gekomen. Met zijn stok sloeg
baljuw De Brauw Cloosterman op het hoofd. Op zijn beurt liet Cloosterman zich
ook niet onbetuigd en sloeg de baljuw op het hoofd, die zich daarna terugtrok in
de herberg. De volgende dag, zondag 8 september, ging baljuw De Brauw naai
de kerk, even na afloop van de dienst. Hij hield een degen in de schede op de
mg. Degene, die de baljuw zocht, was kennelijk niet aanwezig, want even latei-
verliet hij het kerkgebouw weer10.
Met het overlijden van De Brauw in '1728 zagen de ambachtsheer en de ingelan
den zich niet langer gedwarsboomd. In datzelfde jaar werd Jacob Hocke als dijk
graaf benoemd door de ingelanden op voordracht van cle ambachtsheer. Evenmin
als zijn voorganger en zijn opvolgers was Hocke schout.
De ingelanden stelden ook de vier gezworenen aan, op voordracht van de
ambachtsheer. De ingelanden benoemden in de 18de eeuw ook de klerk en de
penningmeester van de polder. Niettemin bleven ook in Zonnemaire de banden
tussen de colleges van schout en schepenen en van dijkgraaf en gezworenen
hecht. Zo was de secretaris van het dorpsbestuur, Willem Viergever, vanaf 1728
gezworene. Hij werd in 1740 dijkgraaf. De in 1774 aangestelde penningmeester
van de polder, Jacob Moolenburgh, was tevens schout en secretaris. Vanaf 1772
was hij bovendien al gezworene. Deze personele unies waren soms zo hecht dat
het leek alsof het een en hetzelfde bestuur was. De schrijver van het deel over
Schouwen-Duiveland van de Tegenwoordige Staat, mr. Nicolaas van der Schatte,
meende - ten onrechte - dat er in Zonnemaire geen afzonderlijk waterschapsbe
stuur bestond'11
Dezelfde vergissing maakte Van der Schatte ook ten aanzien van Noordgouwe. De
ingelanden kozen daar naast de twee gezworenen ook de dijkgraaf en de pen
ningmeester12.
Hetzelfde verschijnsel - het beëindigen van de personele unie tussen de baljuw of
schout en de dijkgraaf - zien we behalve in Zonnemaire bijvoorbeeld ook in
Bruinisse. In 1767 werd daar Willem van Fraassen, tevoren schoolmeester in
Nieuwerkerk, benoemd tot dijkgraaf. De baljuw, Leendert van Suuren, bleef
betrokken bij de waterschapszaken doordat hij penningmeester en klerk van de
polder was. Maar ook dijkgraaf Van Fraassen kreeg een nauwe binding met het
dorpsbestuur door zijn benoeming tot schepen. In Oosterland werd cle combina
tie baljuw-dijkgraaf beëindigd in 1782 met de benoeming van Hendrik Cornelisz.
tot dijkgraaf, maar weer hersteld in 1811 toen schout E.E. Schutter tot dijkgraaf
werd benoemd.
In Bommenede werden de waterschapszaken behartigd door een college van dijk
graaf en gezworenen. Na de stormvloed van 1682 trokken de bewoners weg. In
1701 kwam de herdijking van het grootste deel van cle verdwenen polder gereed.
17