bracht en clat ze moesten verdwijnen uit hun vergaderlokaal op de begane grond van het stadhuis. Die ruimte stond voortaan ter beschikking van de burgerwacht56. Op het platteland was het gedaan met de macht van de ambachtsheren. In de praktijk veranderde hier en elders niet zoveel, met dien verstande dat het de inge landen waren, die nu hun eigen bestuurders benoemden, voor zover ze dat al niet deden. Niettemin was het wennen met de nieuwe regels, die kwamen overwaaien uit Frankrijk. Niet iedereen begreep even goed hoe om te gaan met de verworven vrijheden. Verplaatsen we ons nogmaals naar Oosterland. Op 9 april 1795 kwa men de ingelanden van Ooster- en Sirjansland bij elkaar. In het begin van dat jaar, juist voor cle omwenteling, was dijkgraaf Franke Padmos overleden. Door de felle vorst en de lange winter was het eiland moeilijk bereikbaar. Daardoor was er geen contact met ambachtsheer Nicolaas Steengracht, die elders woonde. De gezwore nen wisten niet goed wat te doen, maar één ding was zeker: een nieuwe dijkgraaf was hard nodig. Ze gingen naar de man, die volgens hen zou moeten weten wat te doen: Thomas Ernestus Liens, dorpssecretaris en klerk van de polder. Samen besloten ze de ingelanden op te roepen. De secretaris vertelde over de aanleiding en over de wenselijkheid tot het nemen van maatregelen. Vragenderwijze ging hij verder: 1. Wie zal een tijdelijk dijkgraaf benoemen: de ambachtsheer of de ingelanden De nieuwe ingelanden lieten zich uiteraard deze kans niet ontnemen om het heft in eigen handen te nemen. De ambachtsheer werd met 27 tegen 3 wegge stemd. 2. De dijkgraaf moest jaarlijks een bedrag van 120 gulden aan de ambachtsheer betalen om deze functie te mogen uitoefenen. Vraag: zal deze recognitie aan de ambachtsheer worden uitbetaald, totdat nadere beslissingen vallen over de zaak van cle heerlijkheden In Oosterland begaf men zich niet op glad ijs. Unaniem werd besloten dat het bedrag voorlopig aan cle ambachtsheer zou worden uit betaald. 3. De dijkgraaf moest eigenaar zijn van tenminste 20 gemeten schotbare grond in de polder. Zullen wij deze bepaling handhaven of moet worden gelet op bekwaamheid en deugd De Ooster- en Sirjanslanclers lieten zich niet van de wijs brengen. Zij voelden niets voor een buitenstaander. De oude bepaling bleef gehandhaafd. Stemverhouding: 28 tegen 2. 4. Moet de instaictie en het eedsformulier van de dijkgraaf gehandhaafd blijven Besloten werd tot enkele kleine aanpassingen, die strookten met de nieuwe verhoudingen. 5. Tenslotte werd het wenselijk geacht om tijdelijk twee dijkgraven aan te stellen, vooral vanwege het werk aan de Zuidelijk. Daarom kregen Oosterland en Sirjansland ieder een eigen dijkgraaf. Ditmaal waren de ingelanden minder eensgezind. Het besluit werd met 18 tegen 12 stemmen genomen. In Oosterland werd gezworene Matthijs van Driel dijkgraaf. Hij kreeg negen van de dertig stemmen. Dat was geen volstrekte meerderheid. Maar dat was nog te veel gevraagd voor de beginnende democraten in Oosterland. In Sirjansland wercl gezworene Marinus de Jonge dijkgraaf. In hem hadden allen groot ver trouwen, want hij kreeg 28 stemmen. De zetels van cle gezworenen werden voorlopig opengelaten57. Elders ging men op de oude voet verder en deed men alsof er niets gebeurd was. Op 12 juli 1796 vergaderden in cle Rechtkamer van Zonnemaire dijkgraaf en 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 25