gezworenen met cle ingelanden. Jacob Moolenburgh, schout, secretaris en pen ningmeester van de polder, stelde als vertegenwoordiger van de ambachtsheer, mr. Maurits Adriaan de Savornin Lohman, drie personen voor ter vervulling van de opengevallen plaatsen van gezworenen. Twee gezworenen waren overleden en de derde, Andries Zeeman, had geweigerd om cle eed van trouw, die gevorderd werd van alle overheidsfunctionarissen, af te leggen. Dijkgraaf Johannes Moolenburgh nam de drie nieuwe functionarissen de eed af. Het formulier was ongewijzigd zodat ook zij beloofden de voorschriften op te zullen volgen, die de ambachtsheer had gemaakt of nog zou maken58. Voor Schouwen werd een reglement door de Volksvertegenwoordigers van Zeeland vastgesteld op 15 augustus 1796. Zij hadden tevens de nieuwe heemra den en hun president benoemd. Voortaan waren het niet langer uitsluitend Zierikzeeënaars, maar kregen de overige delen vertegenwoordigers in het bestuur. Opnieuw kwamen er zeven heemraden. De stemgerechtigde ingelanden in elk vierendeel kozen een heemraad. De drie anderen werden benoemd door de Zeeuwse Volksvertegenwoordigers, clc opvolgers van de Staten. Zij kozen uit deze drie ook de president. Stemgerechtigd waren alle mannen vanaf 20 jaar, die ten minste 10 gemeten schotbare grond in eigendom hadden. Zij kozen ook de dijk graaf en de vijf gezworenen in hun vierendeel. De stemmingen vonden voor wat het Poortambacht betrof plaats in Zierikzee, voor het Zuidervierendeel in Kerkwerve, in het Oostervierendeel in Eikerzee en in het Westervierendeel in Noorclwelle. Om de drink- en eetgelagen in te perken, werden maximumbedra gen vastgesteld. De functie van opperdijkgraaf werd afgeschaft59. Naar Frans model werd door de Bataafse Republiek in 1798 een staatsregeling vastgesteld, die onder meer voorzag in een sterke centralisatie van het water staatswezen. De nieuwe regeling van 1801 legde het toezicht op waterstaatswer ken in handen van cle Departementale besturen, de opvolgers van de gewestelij ke Staten. Ondanks de vele bestuurlijke regels bleven de waterschappen intact. Voor de Fransen was het waterschapsbestel nog een onbetreden terrein. Maar ook bij hen stimuleerden stormvloeden - in dit geval die van 1808 - het verlangen om verdere regelgeving in te voeren. Onder de gecentraliseerde leiding bleven de besturen hun taken vervullen. In juli 1810 werd ons land, voor zover het betrof het deel ten noorden van de grote rivieren, ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Andere delen waren al eerder aan Frankrijk toegevoegd. Op 11 januari 1811 volgde cle uitvaardiging van een Keizerlijk decreet met regels voor cle waterschappen. Uitvloeisel hiervan was het decreet van 28 december 1811, dat onder meer cle organisatie van de polders behandelde. De Franse wetgever bepaalde dat er eens per jaar een vergadering van de ingelanden moest worden belegd. Zij kozen het polderbestuur. De omvang ervan werd afhankelijk gesteld van de grootte van de polder. Die van 500 hecta re of meer kregen een dijkgraaf en een gezworen. Bij iedere 1000 hectare boven deze 500 kwamen er twee gezworenen bij. Iedere polder kreeg een ontvanger, die tevens griffier was00. Voor Schouwen golden, evenals voor Walcheren, aparte regels. Schouwen bleef belast met het beheer over Burgh en Westland. Het bestuur kwam in handen van een centrale directie. De keizer benoemde cle president op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken. Deze laatste benoemde de vier leden uit dub beltallen, die werden opgesteld door cle twintig grootste ingelanden. Deze laatsten benoemden cle penningmeester-secretaris. Nu vervielen stilzwijgend cle colleges 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 26