vooraanstaande rol was weggelegd voor de ingenieur van het Waterschap Schouwen, A.J. Ilcken. Deze fanatieke aanhanger van de N.S.B. hield niet alleen rekening met de belangen van het Waterschap, maar ook met die van het Duitse leger. Waarnemend Commissaris Dieleman kreeg de uitvoerende bevoegdheid van de besturen en van de vergaderingen van ingelanden. In sommige gevallen kreeg hij ook de wetgevende bevoegdheid77. Al eerder, vanaf mei 1943, waren vergade ringen van ingelanden verboden78. Na de oorlog werden nieuwe voorstellen gedaan voor centralisatie van het dijks- beheer door de vorming van dijkringen. In Zuid-Holland waren voor de oorlog dijkringwaterschappen opgericht. Schouwen-Duiveland zou één van de negen dijkringen moeten worden. De polders en waterschappen zouden, blijven bestaan. Echter, die met een zeewerende taak, zouden deze moeten overdragen aan de nieuwe dijkringwaterschappen. Deze plannen, ontstaan in 1946, bleven onuitge werkt79. Doorbraak naar fusie De stormvloed van 1 februari 1933 zorgde voor een scherpe scheiding in de geschiedenis. Met ongekend felle kracht werden de dijken vernield in het zuid westelijk deel van Nederland. In totaal werden 150 gaten en bressen geslagen in de Zeeuwse dijken. In het gehele rampgebied vielen 1835 slachtoffers. Schouwen- Duiveland was het zwaarst getroffen eiland met 531 doden. Het leed voor mens en dier was onnoemelijk groot. Zo scherp werd de lijn getrokken dat nog heden ten dage gesproken wordt in de termen van 'voor of na de ramp'. Het herstel van de in totaal 54 stroomgaten in de dijken vroeg een grote inzet van mensen en materialen. Uiteraard moest die hulp van buitenaf komen. Op 27 augustus '1953 werd het grote dijkgat bij de Schelphoek gesloten. 230 hectare cul tuurgrond moest worden buitengedijkt. Op 6 november 1953 volgde de sluiting van het laatste dijkgat bij Ouwerkerk. Evenals bij de Schelphoek werd ook hier gebruik gemaakt van caissons. Op 20 maart 1953 kwam in het 'Huis van Nassau' in Zierikzee een gezelschap bij een van dijkgraven en gezworenen, met vertegenwoordigers van de afdeling Schouwen-Duiveland van de Christelijke Boeren en Tuinders Bond en van de Kring Schouwen-Duiveland van de Zeeuwse Landbouwmaatschappij (Z.L.M.). Initiatiefnemer was A.M. Geluk, voorzitter van de Z.L.M. op het eiland. Hij leidde de vergadering als dijkgraaf van een van de kleine polders. De conclusie van dit voorlopige beraad was dat het zou moeten komen tot ingrijpende wijzigingen in de richting van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor alle waterkeringen. Een commissie werd benoemd om deze zaken uit te werken. Voorzitter werd J. Klompe, voorzitter van het Waterschap Schouwen. Deze 'Voorlopige commissie uit de samenwerkende waterschappen en land bouworganisaties op Schouwen-Duiveland' heeft belangrijk voorbereidend werk verricht. De leidende personen binnen de commissie waren naast Klompe, A.M. Geluk en H.C. van der Zande, dijkgraaf van de Vierbannen polder. Dit drieman schap vormde de werkcommissie. Een week later zond de commissie een verzoekschrift aan de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, aan Gedeputeerde Staten en aan de Commissaris der Koningin in Zeeland. Daarin werd aangedrongen op centralisatie van de waterschapsaangelegenheden van het hele eiland en op herverkaveling. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 33